146
13 JULI 1955
Tegenwoordig: Mevr. M. W. B. A. VAN MIER.LO-MUTSAERS, Mevr.
E. M. SLOT-PLATTEL, Mej. J. P. KOPPELAAR en de heren: Mr K.
A. M. BASTIAANSEN, W. A. BLIEK, J. D. F. BRINKERHOF, J. M.
VAN BIJNEN, H. J. C. COSIJN, C. VAN DEN EEDEN, N. W. C.
VAN GISBERGEN, H. J. VAN HOUTEN, G. F. HULSKRAMER, A.
JONGBLOED, G. J. KLOMPERS, J. A. KOOLS, D. J. A. KRAMERS,
A. KROON, A. LOSSEZ, A. MENDES, T. A. MEIJS, G. MINDERHOUD,
F. H. M. MOL, P. F. C. NIEUWLAAT, F. P. VAN DE NOQRT, Mr
A. P. J. H. QUAEDVLIEG, A. J. A. RATTINK, A. P. ROMSOM, C. J.
A. SONDERMEIJER, Drs G. C. STUBENROUCH, Mr E. H. TOXO-
PEUS, Drs O. G. E. M. VERHAAK, J. F. V. VERMEULEN.
Afwezig: Mej. D. M. J. t' SAS en de heren W. C. A. M. VAN BOXTEL,
J. J. KAMPHUYS, J. VERSCHUREN en A. J. WEZENBEEK.
Voorzitter: de heer Mr Dr C. N. M. KORTMANN.
Secretaris: de heer Mr Ph. I. E. VAN WOENSEL.
De VOORZITTER opent de vergadering om 15 uur en spreekt het
gebed uit, waarvan de tekst is opgenomen in artikel 8a van het Reglement
van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad.
Bericht van verhindering is binnengekomen van Mei. D. M. J. t' SAS,
J. J. KAMPHUYS en A. J. WEZENBEEK.
De VOORZITTER stelt er prijs op Wethouder van Houten te begroe
ten, die na een lange ziekte zijn werkzaamheden weer heeft hervat. Hij
spreekt de hoop uit, dat het herstel zich zal blijven voortzetten. Spreker
brengt ook zijn dank en die van Burgemeester en Wethouders en de
Raad aan de heer Jongbloed voor hetgeen hij als tijdelijk wethouder
heeft verricht.
Hierna wordt overgegaan tot behandeling van de agenda.
De VOORZITTER stelt voor aan te vangen met de punten 14 t/m 16
en 18 van de agenda in verband met de omstandigheid, dat Wethouder
Stubenrouch de vergadering spoedig zal verlaten.
14. Gemeenschappelijke regeling met Etten en Leur.
De heer RATTINK zegt, dat zijn fractie niet met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders accoord kan gaan. Spreker is van mening,
dat het inderdaad niet aangaat voor 12 kinderen een afzonderlijke school
te bouwen. Men kan nu eenmaal geen dwergscholen bouwen/_De vraag
rijst echter of in de toekomst in Etten en Leur niet meer ouders van
leerplichtige kinderen om de stichting van een openbare lagere school
vragen, zulks in verband met de industrialisatie van die gemeente. Etten
zou dan de bouw van zulk een school steeds kunnen voorkomen door
te wijzen op de gemeenschappelijke regeling met Breda. Het is billijk,
dat de inwoners van Etten een faire kans wordt gegeven om tot de
bouw van zulk een school te geraken. Hij stelt daarom voor het voorstel
van Burgemeester en Wethouders aan te vullen met een bepaling, dat
de gemeenschappelijke regeling automatisch vervalt, als vijftig kinderen
uit Etten van deze regeling gebruik maken. Artikel 19, 4e lid der L.O.-
wet 1920 laat deze regeling volgens spreker, toe.
Wethouder STUBENROUCH meent, dat hij hier moet stellen, dat de