148
13 JULI 1955
Wethouders in deze, omdat de Raad van Breda niet behoeft te waken
voor de belangen der gemeente Etten.
De heer RATTINK formuleert zijn voorstel, dat luidt:
„Als ouders van 50 of meer daarvoor in aanmerking komende kinderen
„uit de gemeente Etten en Leur, voor hun kinderen openbaar lager on-
vderwijs verlangen, zal de gemeenschappelijke regeling met die gemeen
ste automatisch eindigen."
Uit de hierna gehouden stemming blijkt, dat het voorstel van de heer
Rattink is verworpen met 7 stemmen voor en 25 tegen.
Vóór stemden: Mevrouw Slot-Plattel en de heren Rattink, Brinkerhof,
Lossez, Mendes, Vermeulen en Jongbloed.
Tegen stemden: Mevrouw van Mierlo, Mej. Koppelaar en de heren
Minderlioud, Kroon, Quaedvlieg, Nieuwlaat, Kramers, Bliek, IClompers,
Toxopeus, v. d. Noort, Hulskramer, v. d. Eeden, Sondermeijer, Stuben-
rouch, Romsom, Bastiaansen, van Bijnen, Meijs, van Gisbergen, Kools,
Cosijn, van Houten, Verhaak en Mol.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt hierna
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
15. Verzoeken cm medewerking ingevolge art. 72 der L.O.-wet 1920.
16a en b. Verzoeken om medewerking bouw van u.l.o.-scholen.
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
18. Exploitatie voormalige Oude-mannenhuis.
De heer QUAEDVLIEG zegt, dat de Wethouder van Onderwijs de
Raad met zijn voorstellen pleegt te verrassen. In dit opzicht zijn de
raadsleden ver achterop bij het college van Burgemeester en Wethou
ders. Immers dit college heeft een lange tijd van voorbereiding, terwijl
de raadsleden nauwelijks een week hebben om zich in dc materie in
te werken. Burgemeester en Wethouders stellen, dat het vraagstuk over
het cultureel centrum onafhankelijk van het schouwburgvraagstuk kan
worden bezien. Het is thans alleen de bedoeling te komen tot de vesti
ging van een cultureel centrum. In bepaalde gemeenten echter worden
deze vraagstukken als een geheel behandeld. Spreker is van mening, dat
het niet juist is deze vraagstukken onafhankelijk van elkaar te bezien.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wijst op de taak van de
overheid in deze materie. Naar sprekers mening dient deze taak te zijn:
1. het wegnemen van de beletselen tegen culturele vorming;
2. het geven van subsidie.
In het voorstel is door een onjuiste voorstelling van zaken ook een ver
keerde conclusie getrokken. Spreker acht de vorming van een stichting,
welke deze culturele vorming behartigt, veel beter. De gemeente maakt
de statuten. De Stichting benoemt een Directeur. Dit houdt in, dat de
Raad zich alleen kan bezig houden met het beleid van de stichting en
haar Directeur in het algemeen. Wordt het voorstel van Burgemeester
en Wethouders geaccepteerd dan kan de Raad zich met iedere kleinig
heid bemoeien b.v. over een beeld, dat al dan niet geëxposeerd wordt.
Als hierover vragen worden gesteld is een eindeloos debat mogelijk. Een
stichting ligt veel meer voor de hand. Er is in deze gemeente door stich
tingen reeds veel goed werk gedaan. Waarom zou er ook hiervoor niet
een stichting kunnen komen? Burgemeester en Wethouders stellen nu
voor een ambtelijk persoon te benoemen, die verantwoording schuldig is