13 JULI 1955
153
king van de wethouder, dat er moeilijk representanten voor het culturele
leven zullen te vinden zijn vindt hij niet vleiend voor de raad en voor
het college van Burgemeester en Wethouders.
De heer TOXOPEUS blijft eveneens vasthouden aan de Stichting.
Men moet niet alles in ambtelijke banen willen leiden. De directeur
is echt directeur en veel meer dan concierge van een tentoonstellings
gebouw. De sportstichting blijft onder het wakend oog van de raad.
Zij doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Raad. Ook behoudt
de Raad zijn bevoegdheid om de uitgaven van de Stichting vast te stel
len. De Raad kan dit blijven doen, omdat hij zich in het culturele leven
zal moeten blijven verdiepen. Een vergelijking met andere bedrijven
of diensten der gemeente acht spreker niet op zijn plaats, omdat deze
te technisch zijn. Spreker acht de Raad echter niet bevoegd om te spre
ken over de vraag, wat er tentoongesteld moet worden, welke beeld
houwers moeten exposeren en waarom sommigen niet, anderen wel een
kans krijgen. Als er een tentoonstelling is van werken van b.v. Mendriaan,
dan houde de Raad zich daar buiten. Dit hoort bij de stichting thuis.
Daarom dient er een stichtingsbestuur te komen, dat geladen is met
belangstelling en waardering voor alle cultuurvormen.
De heer MOL merkt op, dat er al zoveel verenigingen en stichtingen
in Breda zijn, welke zich met het cultureel leven bezig houden. Een
stichting kan een overkoepelende functie hebben. Een Directeur voor
culturele zaken kan stimuleren, tegemoetkomen en diensten bewijzen
aan alle verenigingen en stichtingen die zich op cultureel gebied be
wegen.
De heer JONGBLOED zegt dat de voorstanders van een stichting
hem niet hebben overtuigd. De gemeente moet in deze voor haar eigen
zaak zorgen. Er is hier geen sprake van een bepaald omschreven doel.
Dit deel van het bestuur der gemeente is niet over te dragen aan een
stichting. Spreker gelooft ook niet in de passiviteit van de directeur.
Als de Raad een stichting wil hebben, dan is de Raad het gebouw van
het Oude-mannenhuis weer kwijt, want dan heeft het gemeentebestuur
daarover niets meer te zeggen. Als er bepaalde zaken öf in de Raad öf in
het stichtingsbestuur moeten worden behandeld, dan kan zulks beter
in de Raad geschieden.
Spreker acht de Raad verstandig genoeg om zich op zijn eigen terrein
te houden. Het culturele leven dient ook in de Raad regelmatig aan de
orde te komen. Geschiedt dit niet, dan is er geen wethouder van cul
turele zaken meer nodig.
Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat er bepaaldelijk een mis
verstand is tussen de heer Quaedvlieg en hem. De passiviteit van de
hoofdambtenaar van culturele zaken, waarover hij gesproken heeft, is
blijkbaar niet begrepen. Spreker is voorts van mening, dat er bij de
bespreking van dit voorstel te veel met karretjes wordt gereden. Het
cultureel leven in Breda is niet te overzien. De vraag b.v. of er 20 of 30
of 40 representanten moeten zijn voor het culturele leven is wel be
langrijk maar moeilijk te overzien. Spreker acht het, gezien de stemming
in de raad, beter deze zaak niet in één keer af te doen. Het college
stelt ten eerste dat de zaak uitermate belangrijk is en ten tweede dat er
een hoofdambtenaar moet komen. Het is beter, dat Burgemeester en
Wethouders hierover over enige tijd nog eens terugkomen. Wel zou
spreker het van belang vinden, als de in het voorstel genoemde 20.000,-
zouden worden gevoteerd voor activiteiten in 1955. Er zou b.v. in No
vember een tentoonstelling kunnen komen, waarvoor reeds thans maat-