13 JULI 1955
163
flitsen wordt zulks ook betoogd. Spreker vindt het echter beter wat min
der met beginselen te rammelen, en wat meer respect te betrachten voor
elkander.
De heer NIEUWLAAT zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Nu de laatste tijd het periodiek K.A.B.-flitsen zowel in de politieke
als publieke belangstelling is komen te staan voel ik me genoodzaakt
rondom deze rumoerige geschiedenis een en ander naar voren te bren
gen.
Het gaat hier in concreto om de vraag welke interpretatie aan politieke
propaganda en politieke vorming dient te worden gegeven. Uw college
heeft dan ook getracht een onderscheid te maken tussen politieke pro
paganda en politieke vorming. Onder politieke propaganda wordt dan
verstaan: publicaties: die een vorm van strijd kennen, rechtstreeks hetzij
voor een eigen partij, hetzij tegen een ander. Onder politieke vorming
wordt verstaan: publicaties, die de opvoeding tot een goed staatsburger
schap beogen, een burgerschap zoals ieder dat op zijn eigen wijze ziet.
waarbij het strijdelement ontbreekt.
Het wil mij voorkomen, mijnheer de voorzitter, dat hier een zeer ern
stige poging is gedaan, om deze twee begrippen die inderdaad van
geheel andere inhoud zijn nauwkeurig te omschrijven.
Ik heb er momenteel weinig behoefte aan om over deze omschrijving
een polemiek te gaan voeren of om een andere omschrijving voor te stel
len. Wel mag ik U er wellicht op attent maken, dat ze in de praktijk niet
altijd even gemakkelijk hanteerbaar zijn. In de begripsomschrijving van
propaganda is uitdrukkelijk opgenomen het woord rechtstreeks. Indien
ik dit woord goed versta dan valt onder propaganda niet „onrechtstreek
se" strijd voor eigen partij of tegen een andere partij. Onder onrecht
streekse strijd meen ik dan te mogen verstaan het uitdragen van eigen
beginselen, die een weerlegging kunnen inhouden van de beginselen van
een andere partij. Indien ik het goed versta, meen ik hieronder ook te
mogen verstaan het weerleggen van de beginselen, de leerstellingen, de
doctrines van de andere partij. Onder rechtstreekse strijd meen ik aldus
niet te behoeven te verstaan bij voorbeeld een uiteenzetting over het
subsidiariteitsbeginsel in onze geest en een weerlegging van een te ver
doorgevoerde overheidsbemoeiing, zoals die door een andere partij
wordt voorgestaan. Ik meen dat behoorlijke vorming onmogelijk is zon
der nauwkeurige omschrijving van beginselen. Het zal daarbij niet mo
gelijk zijn om in allerlei vage uitdrukkingen te vervallen, doch daarbij
man en paard te noemen. Dit is trouwens een vorm van doceren, zoals
die in alle handboeken gebruikelijk is en in alle tijden is gepractiseerd,
zonder dat men van partijpolitiek beschuldigd kon worden.
Bij de omschrijving van politieke vorming wordt uitdrukkelijk toege
voegd: een burgerschap zoals ieder dat op ziin eigen wijze ziet. Naar
ik mag aannemen valt dus geheel onder politieke vorming het uitdragen
van onze opvatting over „de katholiek in het staatsburgelijk leven". Wan
neer wij onze opvatting nauwkeurig willen weergeven, dan meen ik,
dat we ons niet beter kunnen beroepen dan op de richtlijnen van het
door ons aanvaarde geestelijke gezag.
Ik weet, mijnheer de voorzitter, dat anderen dit niet altijd kunnen
begrijpen, doch voor ons vertegenwoordigt dit gezag ook op het staat
kundige en politieke vlak, voor zover daar zedelijke beginselen mee ge
moeid zijn, een veilige richtsnoer.
Welnu, mijnheer de voorzitter, dit gezag heeft inderdaad richtlijnen
gegeven o.a. in het door anderen fel aangevallen Bisschoppelijk Mande
ment. In dit schrijven worden zeer concrete dingen gezegd over de hou
ding van de katholiek in het pclitieke leven. Ik meen dat het behoort