13 JULI 1955 173 Wethouder ROMSOM wenst gaarne nog wat toe te voegen aan het geen de Voorzitter heeft gezegd. In het verleden is het herhaaldelijk voorgekomen, dat mensen, die een woning zochten een te lage huur opgaven. Zo komt het, dat vele burgers wonen in een woning, welke voor hen eigenlijk te goedkoop is. Dit komt thans veelvuldig voor bij de mid denstanders en gegoede arbeiders. De mensen met de kleinste inkomens komen daardoor in het gedrang. Ook wordt door de huiseigenaren eerder een bereidverklaring afgegeven aan een persoon, die het wat beter heeft. De burgerij is echter nog niet zover, dat zij een passende huur wenst te betalen. Van de HAV Bank flatwoningen is door Burgemeester en Wet houders 50°/o vrijgegeven voor verhuur zonder inschakeling van het Woningnoodbureau. Hiervoor bestaat geen interesse, omdat de mensen de hogere huur niet wensen te betalen. Als een eigenaar van een woning twee bereidverklaringen afgeeft, zal het Woningnoodbureau bepalen wie de woning het beste past. Het Woningnoodbureau beoordeelt dit aan het inkomen van belanghebbenden. Wordt er slechts één bereidverklaring afgegeven voor iemand, die een veel hogere huur kan betalen alle omstandigheden in aanmerking genomen - dan zullen Burgemeester en Wethouders tot vordering voor een andere candidaat moeten overgaan. Spreker wenst er nog op te wijzen, dat de richtlijnen niet door het Woningnoodbureau, maar door Burgemeester en Wethouders zijn op gesteld. De heer QUAEDVLIEG zegt, dat het inkomen van vele mensen ook zonder inlichtingen bij de belastingen te vragen te bepalen is b.v. van militairen. Spreker is er niet tegen, de mensen, die de gevraagde machti ging niet hebben gegeven achter te stellen bij anderen, doch is er tegen deze van de lijst van woningzoekenden af te voeren. Wethouder ROMSOM wenst er op te wijzen, dat in het verleden vele mensen een te lage huur hebben opgegeven. De heer TOXOPEUS zegt, dat hij het met de heer Quaedvlieg niet meer eens is. Deze is naar zijn mening van principieel ineens opportuun geworden. Volgens de heer Quaedvlieg mogen deze mensen wel worden achtergesteld bij anderen, doch niet van de lijst worden afgevoerd. Het voorbeeld, dat de heer Quaedvlieg aanhaalt acht spreker minder gelukkig. Immers men weet niet, wat zulke mensen nog achter de hand hebben. Bij velen moet dat wel wat zijn, gezien de staat die zij voeren. Spreker is van mening, dat te zijner tijd ieder in de woning terecht zal komen, waarin hij thuis hoort. Hij gelooft gaarne in de goede bedoelingen van Burgemeester en Wethouders en het Woningnoodbureau, doch blijft tegen de door Burgemeester en Wethouders ingestelde enquête. De heer SONDERMEIJER merkt op, dat, als aan de 500 personen die hun enquêteformulieren nog niet hebben teruggezonden, wordt mede gedeeld, dat zij de vraag over het vermogen niet behoeven in te vullen er zeker nog 400 opgaven zullen worden ontvangen. De heer RATTINK zegt, dat hij wel mee wil gaan met het beleid van Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de minst draagkrachtigen. Hij vraagt zich af hoe het nu moet gaan met de inschrijving als woning zoekende. Als het Woningnoodbureau hierbij afgaat op de ontvangen gegevens, dan is dit niet juist. Immers men kent niet de economische draagkracht van belanghebbende. Spreker vraagt een soepele beoordeling van elk geval. Voorts vraagt spreker zich af, hoe een en ander zal worden beoordeeld bij het verlenen van een vestigingsvergunning.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 173