13 JULI 1955 175 ruimte heel erg voorzichtig te zijn. In 1954 waren er nog 18 vorderingen. Dit getal dient tot een minimum beperkt te worden, zoals dit in grote steden inderdaad reeds geschiedt. De Wethouder heeft gezegd, dat hij de kwestie zou doornemen. Het spijt hem, dat er geen minnelijke schik king is gevolgd. Wordt het geen tijd, dat er, zoals in de raadsvergadering van 14 April 1954 gevraagd is, een commissie komt, waarbij men in be roep kan komen van onjuiste beslissingen van het Woningnoodbureau. Gaarne zal hij vernemen hoe het met de instelling van zulk een commissie staat. Vordering van woonruimte dient altijd met de nodige voorzichtigheid te geschieden. In vele gemeenten stemt een der leden van de commissie ex artikel S der Woonruimtewet automatisch tegen, zodat er altijd beroep op Ged. Staten is. De heer TOXOPEUS meent, dat er hier van een misverstand sprake is. De commissie welke de heer Vermeulen in de raadsvergadering van 14 April 1954 heeft voorgesteld, was bedoeld als beroepsinstantie bij be slissingen van het Woningnoodbureau, welke geen vorderingen waren. Van beslissingen van Burgemeester en Wethouders inzake vorderingen is een afzonderlijke beroepsinstantie. Als Burgemeester en Wethouders stellen: de raad is in deze geen beroepsinstantie en woningnoodzaken horen niet thuis in de raad, dan is spreker het daarmede geheel eens. De Raad zou in het uiterste geval kunnen zeggen, dat het college zijn vertrouwen mist en dit is zeker niet het geval. De heer QUAEDVLIEG is het met de heer Toxopeüs eens. De heer BRINKERHOF zou gaarne wensen te worden ingelicht over de vraag, hoe Burgemeester en Wethouders deze zaak zullen afdoen. De VOORZITTER wijst erop, dat hier geen sprake is van delegatie maar van zelfbestuur. De Raad staat hierbuiten. Dit neemt niet weg, dat de wethouder bereid is het dossier ter inzage te geven aan de raadsleden. De heer TOXOPEUS zegt dat hij te gelegener tijd gaarne op de op merking van de Voorzitter aangaande het zelfbestuur wil terugkomen. De heer JONGBLOED zegt, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders voor kennisgeving dient te worden aangenomen. Er is bij een vordering een bepaalde procedure in de Woonruimtewet voorge schreven en deze is gevolgd. De heer KROON wenst zijn verzoek om een soepele houding nog eens tc onderstrepen. Wethouder ROMSOM zegt, dat iedere vordering vóór zij naar de com missie gaat bij hem komt. Belanghebbenden krijgen dan de gelegenheid om ook reeds dan hun bezwaren naar voren te brengen. Spreker is gaarne bereid het dossier ter kennis te brengen van de individuele raadsleden. Ook de heer Grandia is bij spreker geweest. Dit onderhoud heeft echter geen resultaat meer gehad. Een commissie als de heer Kroon bedoelt kent de woonruimtewet niet. Trouwens in andere gemeenten heeft men zulk een commissie overal afgeschaft. Hierna wordt het prae-advies aangenomen. 34. Crediet voorbereiding bouw politiebureau.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 175