20 12 JANUARI 1953 moet worden. Ten aanzien van de opmerking, dat er een lager aanbod geweest zou zijn, deelt spreker mede, dat concreet het geval aanwezig is geweest dat de percelen verkocht zouden worden met het gevaar dat de bomen gekapt zouden worden. De gemeente heeft echter het recht van voorkeur gekregen. Als de gemeente niet koopt dan zullen zeer zeker de bomen worden gekapt. Spreker is het grotendeels met de heer Kra mers eens, doch niet met diens opmerking, dat het de schuld van de vroegere raad zou zijn geweest, dat in Breda niet voldoende gronden aanwezig zijn. Vóór 1941 was de mogelijkheid daartoe niet aanwezig, omdat vóór de annexatie de gemeente zich niet kon uitbreiden. Spreker vindt de opmerking van de heer van Gisbergen niet juist. Volgens de wettelijke bepalingen heeft de huidige pachter straks het recht van voor keur. Zouden de gronden verpacht blijven dan blijven ze aan de huidige pachter. Ten aanzien van de opmerking van de heer Mol wil spreker alleen zeggen, dat men er zich met man en macht tegen dient te ver zetten dit schitterend landelijk gebied in het uitbreidingsplan op te nemen. Spreker hoopt dat de heer Klompers zijn stem niet zal laten af hangen van een positieve toezegging van B. en W. omtrent de bestem ming van de complexen. Terzake is nog geen vast omlijnd plan opgezet. Hij kan wel mededelen dat de gedachte van het college van B. en W. uitgaat in de richting die de heer Klompers heeft aangegeven. Hierna wordt tot stemming overgegaan. Uit deze stemming blijkt dat het voorstel van B. en W. met 32 stem men voor en 1 stem tegen is aangenomen. Voor stemden; Mevr. Slot, Mevr. van Mierlo, Mej. t' Sas, Mej. Koppe laar en de heren Rattink, Brinkerhof, Vermeulen, Minderhoud, Lossez, Kroon, Klompers, Sondermeijer, Kramers, Verschuren, Wezenbeek, Huls kramer, van Boxtel, Toxopeus, Mendes, Meijs, Cosijn, Bliek, Mol, v. d. Noort, Kools, Jongbloed, Stubenrouch, van Bijnen, Romsom, Nieuwlaat, Verhaak en van Gisbergen. Tegen stemde de heer Quaedvlieg. 11a t/m k. Grondverkopen. De heer KRAMERS merkt op dat er toch weer flatgebouwen worden gebouwd. Enige maanden geleden is in de raadsvergadering opgemerkt dat Breda geen behoefte meer heeft aan flatbouw. Nu komt enkele maanden daarna een voorstel aan de orde tot het verkopen van grond voor het bouwen van flats. Persoonlijk heeft hij geen bezwaar tegen het onderhavige voorstel, doch wel tegen flatbouw in het algemeen. Hij vraagt of B. en W. kunnen mededelen of er nog meer flats zullen komen. Wethouder MEIJS gelooft niet dat door wethouder van Houten of door het college ooit beweerd is, dat er geen flatbouw meer zou komen. Wel is destijds gezegd dat flatbouw niet te veel moet worden toegepast. Er zijn nadelen maar ook voordelen aan flatbouw verbonden. Door flat bouw in de wijken krijgt men een gevarieerde bouw. Wat zou het aan zien van het Heuvelkwartier zonder de flats zijn? Het zou geen prettige wijk geworden zijn. De winkelflats geven de wijk een aanzien, terwijl de flats op zich uitstekend zijn. Degenen die een flat bewonen, hebben wel geen eigen tuintje, maar ze hebben een zeer goed uitzicht. De flatbouw voldoet zeer goed. Het college van B. en W. meent wel rekening te moe ten houden met flatbouw, doch het is mogelijk, dat een deel van de raad hierover anders denkt. Hij stelt voor het verschil tussen flat- en laagbouw te delen. De planning van het Brabantpark is 68% eengezins woningen en 32% flatbouw. Ook in het Brabantpark zullen de flats een zeker accent aan de wijk geven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 20