220 14 SEPTEMBER 1955 worpen, dan mogen we constateren, dat dit schrijven althans bij mij zeer verhelderend heeft gewerkt. Ik geloof dat we nu weten waar we aan toe zijn. Duidelijk is gebleken dat Uw College in de toekomst een actievere cultuurpolitiek wil gaan voeren, waaronder ik versta het treffen van bepaalde voorzieningen op dit gebied, waardoor het totale verzorgings- peil der gemeente beter tot zijn recht komt. Naar het oordeel van Uw College is daarvoor vereist de vorming van een gemeentelijke dienst voor culturele zaken. Ik kan me hiermee ac- coord verklaren. Wanneer we deze cultuurpolitiek van de gemeente in z'n totaliteit bezien komt natuurlijk de vraag naar voren welke rol de gemeente in deze zal gaan spelen en welke taken er voor de gemeente zijn wegge legd op cultureel gebied. Op de le plaats zie ik deze taak in de ruimtelijke sfeer: beschikbaar stellen van gebouwen, voldoende accomodatiemogelijkheden enz. Op de 2e plaats in de financiële sfeer: door het verstrekken van ver antwoorde subsidies waardoor het particulier initiatief volop tot ont plooiing kan komen. Op de 3e plaats en dit is wel de meest omstreden taak de organisatie sfeer. Wie moet het organiseren? Wie dient het „eigenlijke werk" te doen? En deze vraag is voor mij niet moeilijk! Gezien nu het aspect van de ruimtelijke sfeer en financiële sfeer hierin, heeft de gemeentelijke overheid een primaire taak en in de organisato rische sfeer een secondaire taak. Het zal dus moeten worden een samenspel tussen overheid en parti culier initiatief. En wanneer we dan in het kader van de gehele cultuurpolitiek, de exploitatie van het oude-mannenhuis meer zien als een oplossing van het ruimtelijke vraagstuk, alwaar bepaalde culturele verenigingen verder ontplooiing kunnen vinden, dan geloof ik dat de kwestie van de be stuursvorm, een eventuele stichtingsvorm, buiten het geding staat. Tenslotte mijnher de voorzitter is in het schrijven aangegeven dat het particulier initiatief te amorph (te vormloos) zou zijn. Men kan er geen beroep op doen. Er zit hier inderdaad een kern van waarheid in. Maar toch geloof ik dat deze uitdrukking te sterk is. Waaraan ligt dit amorphisme? Is het particulier initiatief in het ver leden voldoende gestemd? Ligt er b.v. voor het bona-fide jeugdwerk die een zeer belang rijke taak heeft in het culturele werk een behoorlijke gemeentelijke subsidieregeling? Ik wil hier geen verwijten maken. Het vraagstuk van de actieve cultuurpolitiek staat gemeentelijk nog in de kinderschoenen. Evenzo bij het particulier initiatief zijn er vele tekortkomingen. Laat beide er de vereiste vorm aan geven. De heer QUEADVLIEG wil bij de bespreking van dit voorstel terug grijpen naar de vroegere debatten en merkt op dat toen gesteld is dat de exploitatie van het cultureel centrum op twee manieren kan plaats vinden. De ene groep meent dat de exploitatie onder een ambtenaar het meest verantwoord is; de andere groep wil geen ambtenaar maar een andere bestuursvorm. Spreker memoreert de vorige maal gezegd te hebben dat hij theoretisch bezwaar heeft tegen een ambtenaar. Hij heeft echter ook een practisch bezwaar, omdat bij de exploitatie o.m. allerlei werkzaamheden voorkomen die niet in de ambtelijke sfeer liggen. Het werk zal in zijn geheel onder de controle van de gemeenteraad

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 220