14 SEPTEMBER 1955
225
thans gezocht worden, waarbij de overheid met het particulier initiatief
samenwerkt. In de gemeente Breda is een soortgelijke vorm te vinden
op het gebied van de volksgezondheid. Met een en ander hangt het be
noemingsrecht samen. Zou de overheid een cultuurpolitiek voeren met
een aparte dienst dan zal inderdaad de Raad de betrokken directeur moe
ten benoemen. De vorm waarin het college thans zoekt ligt meer op het
niveau van een culturele ambtenaar van de gemeentesecretarie, welke
hoofdambtenaar, evenals alle ambtenaren ter secretarie, door Burgemees
ter en Wethouders wordt benoemd. De functie is b.v. te vergelijken
met die van de chef van de afdeling onderwijs, de chef van de afdeling
financiën en de inspecteur voor de lichamelijke opvoeding en sport. Dit
is ook de reden dat in het schrijven van Burgemeester en Wethouders
staat vermeld dat de functionaris door Burgemeester en Wethouders
wordt benoemd. In het college van Burgemeester en Wethouders was
geen eenstemmigheid over een eventuele benoeming door de Raad.
Spreker merkt op dat de Raad zich in zijn benoemingsrecht moet be
perken, waarover hij nu niet verder wil discussiëren. In the long run
wordt de ambtenaar voor culturele zaken een verbindingsfiguur tussen
particulier initiatief en de overheid.
De heer VERMEULEN zegt min of meer verontrust te zijn over de
mededeling dat de functionaris door Burgemeester en Wethouders wordt
benoemd. Spreker meende dat de tijdelijke benoeming door Burgemees
ter en Wethouders zou geschieden, doch dat de vaste benoeming door
de Raad zou plaatsvinden. De toelichting thans geeft een tegenover
gesteld beeld.
De VOORZITTER merkt op dat in het eerste voorstel niet over een
definitieve benoeming is gesproken.
De heer VERMEULEN zegt dat op pag. 2 van het voorstel van Burge
meester en Wethouders d.d. 6 Juli 1955 bijlagen 384 staat: „in over
eenstemming met de regelingen welke gelden voor andere diensten
zal de directeur benoemd worden door de Raad".
Wethouder STUBENROUCH zegt dat het aanvankelijk in de bedoe
ling lag dat de benoeming in tijdelijke dienst door Burgemeester en
Wethouders en in vaste dienst door de Raad zou geschieden. Intussen
is echter in verband met het tweede schrijven van Burgemeester en
Wethouders meer gedacht aan een staffunctionaris, gelieerd aan Burge
meester en Wethouders, dan aan een directeur van een dienst. Overigens
heeft de heer Vermeulen gelijk.
De VOORZITTER geeft toe dat het in het eerste prae-advies anders
gesteld is dan in het laatste schrijven van Burgemeester en Wethouders.
Over het zakelijke gedeelte en de tijdelijke benoeming zou thans kunnen
worden beslist, terwijl de beslissing, welk college de definitieve benoe
ming doet, kan worden aangehouden.
De heer BASTIAANSEN zegt dat over dit punt nog lang gediscussieerd
kan worden. De oplossing moet een practische zijn. Er is behoefte aan
een hoofdambtenaar voor culturele zaken.
De heer VERMEULEN zou gaarne een nader prae-advies ontvangen
over de definitieve benoeming van een staffunctionaris of directeur.
De heer KROON vraagt of het tweede schrijven van Burgemeester en
Wethouders, dat toch ingegeven is door de besprekingen in de raads-