12 OKTOBER 1955 259
aantal ingezetenen zal echter van dit subsidie niet mede profiteren.
Dit aantal zal mogen toekijken.
De heer QUAEDVLIEG meent dat de heer Mendes hem beschouwt
als een van de aanbidders van de stichtingsvorm. Hij vindt echter, dat
de benaming van „aanbidder" te ver gaat. Inderdaad zullen, als de
stichting leden kent, deze het bestuur moeten benoemen. Zijn er ech
ter geen leden, dan zal het niet anders kunnen dan dat het bestuur
nieuwe bestuursleden benoemt.
Wethouder STUBENROUCH wil gaarne de vragen van de verschil
lende raadsleden beantwoorden. Met de opmerking van de heer van
Bijnen, die werd bijgevallen door de heer Kamphuys, is spreker het
volkomen eens. Burgemeester en Wethouders zullen er zeer zeker op
aandringen bij de stichting, dat getracht wordt de kleine gemeenten
te bewegen mede te doen. Het is spreker bekend, dat het Rijk 43.000,-
zal bijdragen. Ook de provincie wil een subsidie geven en ofschoon de
kleine gemeenten niet zullen mogen achterblijven, kan toch gesteld
worden dat de grotere gemeenten de spits zullen moeten afbijten. Het
is spreker bekend, dat in het stichtingsbestuur deze gedachten leven.
Betreffende het niet ingewonnen advies van de Culturele Werkgemeen
schap zegt hij, dat de Culturele Werkgemeenschap meer ingesteld is
voor het amateurisme. Doch hij kan de Raad geruststellen door mede
te delen, dat de voorziter van de sectie Toneel van de Culturele Werk
gemeenschap behoort tot de initiatiefnemers van de stichting.
De begrotingsopzet behoeft niet pessimistisch te zijn, zoals de heer
Wezenbeek meent, omdat deze in nauw overleg met de Stichting To
neelcoördinatie is opgezet.
Over de opmerking van de heer Kamphuys over het benoemen van
niet-katholieke leden van het stichtingsbestuur kan worden opgemerkt,
dat de stichting nog in oprichting is. Het gaat niet aan alleen katholieke
leden te benoemen in het bestuur. Spreker is van mening, dat er ook
voor andersdenkenden plaats zal zijn.
De mening van de heer Brinkerhof kan hij niet onderschrijven en hij
is de mening toegedaan, dat het grootste aantal ingezetenen wel van
het subsidiebedrag kan genieten. Hij wijst op de kunstkring die de ar
beidende stand heeft. Door het tot stand komen van een Zuidelijk
Toneelgezelschap zullen er meer podiumbeurten komen, zodat ook deze
kunstkringen hiervan zullen kunnen medegenieten in de toekomst.
Tenslotte wil spreker in het algemeen nog opmerken, dat er in Noord
en Zuid Holland reeds stemmen opgaan zich uit de „provincie" terug
te trekken. Naast Arnhem is er in het Zuiden nog zeer zeker plaats
voor een beroepstoneelgezelschap. Door uitwisseling zal men dan toch
aan zijn trekken komen. Niet alleen de Brabantse solidariteit is een
positief element in deze aangelegenheid, doch de opbouw van ons
gewest noopt tot het veilig stellen van de culturele zaak.
De heer KAMPHUYS is de wethouder dankbaar voor zijn antwoord.
Spreker zou echter nog gaarne vernemen of, als b.v. Tilburg niet mee
doet, Breda dan tot een hoger bedrag zal worden aangeslagen.
Wethouder STUBENROUCH zegt dat de zaak dan opnieuw in de
Raad terug komt. Er wordt thans een krediet verleend van 5.290,
Mocht een hoger krediet nodig zijn dan zal de subsidie-aanvraag op
nieuw ter beslissing worden voorgelegd.
De heer BRINKERHOF hoopt, dat het antwoord van de wethouder
goed genotuleerd zal worden.