28 NOVEMBER 1955
293
men daardoor tegenover de gemeenschap aanvaardt is niet gering en
verplicht tot de inspanning welke nodig is om de kennis van zaken en
het inzicht te verkrijgen, nodig voor een gefundeerd oordeel over een
voorgelegde zaak.
Zij die zouden menen dat het lidmaatschap van de Raad een soort
van erefunctie is en dat het bestuursbeleid een aangelegenheid is, welke
in goed vertrouwen aan Uw College c.q. de ambtenaren als zijnde meer
deskundig, zou kunnen worden overgelaten, geven wel blijk van een
hele verkeerde taakopvatting en miskennen volkomen de functie van
de Raad in het bestuur van de gemeente.
Uw College beschikt over de mogelijkheden, Mijnheer de Voorzitter,
het de Raadsleden gemakkelijker te maken, zich de meer bijzondere ken
nis welke nodig is eigen te maken. U dient daarmede tevens de belan
gen van Uw College omdat een gesprek en een discussie slechts dan
vrucht kan dragen indien twee of meer mensen praten over iets waar zij
beiden of allen begrip van hebben. Indien slechts één van hen over deze
kennis beschikt dan vindt er geen gesprek plaats, doch een alleenspraak
en ik verdenk er Uw College wel het allerminst van dat zij dit prettig
zou vinden en dat zij van oordeel zou zijn dat daardoor de democratie
op de beste wijze gediend wordt. Bij deze algemene onderwerpen, Mijn
heer de Voorzitter, waarbij Uw College gebruik kan maken van de
deskundige voorlichting van Uw ambtenaren specialisten, denk ik o.a.
aan de bestaande regeling financiële verhouding Rijk/Gemeente.
Een onderwerp hetwelk nog niet tot een eind-oplossing is gekomen
maar waarvan desondanks het van belang is dat gemeenteraadsleden
hierover iets meer weten dan thans in het algemeen het geval is.
Ik denk daarbij aan de bestaande regelingen met betrekking tot de
woningbouw waarmede ieder Raadslid steeds opnieuw te maken heeft
en waarvan enige meerdere kennis alleen maar zou kunnen bijdragen
tot een dikwijls juister begrip voor de moeilijkheden ook van Uw Col
lege.
Indien U deze specialisten, welke te Uwer beschikking staan over
deze onderwerpen en mogelijk ook over andere, daarvoor in aanmerking
komende zaken, inleidingen liet houden voor Raadsleden dan geloof ik,
dat U daardoor zou kunnen bijdragen tot het opvullen van een toch
wel vrij algemeen gevoeld tekort.
Een ander punt, hetwelk de verhoudingen tussen Uw College en de
Raad raakt, Mijnheer de Voorzitter, betreft dè delegaties van bevoegd
heden. Ik laat dit juist onmiddellijk volgen op hetgeen voorafging. U
zult in mij geen principieel tegenstander vinden van een verder dele
geren van bevoegdheden welke aan de Raad zijn voorbehouden. Dit
delegeren is voor mij persoonlijk alleen een kwestie van zoeken naar
de meest nuttige en efficiënte wijze van taakverdeling tussen Uw College
en onze Raad, zonder dat daardoor de Raad haar inzicht op de gang
van zaken op eventuele punten verliest. M.i. is de huidige situatie echter
nog niet rijp voor een verder gaan met delegeren van bevoegdheden door
de Raad aan Uw College omdat de Raad nog steeds niet over de midde
len beschikt om het inzicht in de totaliteit voldoende te beheersen. Het
lijkt mij daarom nuttiger en in rangorde van belangrijkheid gezien juister
allereerst gezamenlijk te zoeken naar oplossingen voor deze problemen
waartoe U hetgeen voorafging moogt zien als mijn bijdrage in de poging
tot een oplossing daarin te geraken. Eerst daarna en dan met meer
inzicht in en begrip voor de bevoegdheden welke daarvoor in aanmer
king komen, zou kunnen worden verder gegaan met delegeren.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, bij hetgeen ik reeds gezegd heb over
zaken welke van invloed kunnen zijn op de verhoudingen tussen Uw
College en de Raad meen ik niet onvermeld te mogen laten de toch