296 28 NOVEMBER 1955
Spoorwegen een voortdurend contact bestaat om het overwegen-vraagstuk
tot een oplossing te brengen en dat over de mogelijkheden in technisch
opzicht thans overeenstemming is bereikt.
U zult zich kunnen voorstellen dat ook dit antwoord weinig bevredi
ging schenkt aan hen die zich voor deze aangelegenheid interesseren.
Mag ik ook de Raad tot deze groep rekenen en U hierbij uitnodigen ook
over deze aangelegenheid opening van zaken te geven. Ook hierbij is
enige tijdsbenadering gewenst, alsmede een opsomming van alternatieve
mogelijkheden en daaraan verbonden kosten. Ook hier, Mijnheer de
Voorzitter, wil ik in eerste instantie afwachten of Uw mondelinge toe
lichting voldoende aanvult wat in Uw schriftelijk antwoord heeft ont
broken.
Ook het niet uniform zijn van de watertarieven is een bron van erger
nis voor vele ingezetenen en terecht. Al deze mensen wonen in Breda
en het kan hen onverschillig laten of het water nu door ons zelf dan wel
door de Noord-West-Brabantse wordt geleverd. Er zijn verschillende
steden in ons land die met soortgelijke situaties zitten en somtijds nog
meer waterleveranciers hebben en toch een tarief bepalen. Wij hebben
tot op heden berust in het feit dat van de zijde van Uw College de
zaak werd verschoven naar het tijdstip waarop de wettelijke regeling
inzake de Waterleidingbedrijven tot stand zou zijn gekomen. Ik wens
daaraan thans niet langer mijn medewerking meer te verlenen, tenzij
Uw College liefst in een openbare vergadering tijdens de begrotings
behandeling kan duidelijk maken waarom daarop dient te worden ge
wacht om aan deze ongelijke behandeling van Bredase burgers een
einde te maken. De argumenten zullen, dit zeg ik U op voorhand, zeer
sterk moeten zijn, wil ik nog langer in deze situatie kunnen berusten.
Zo dit niet het geval is, dan stel ik mij voor terzake met een voorstel
te komen.
Mijnheer de Voorzitter, gemakkelijk zou bij U de neiging kunnen ont
staan uit de teneur van mijn Algemene Beschouwing te concluderen, dat
ik alleen maar kritiek zou willen leveren en geen oog zou hebben voor
het vele goede, hetwelk tot stand is gekomen.
Als ik in het begin van mijn Algemene Beschouwingen heb gesteld
dat ik geen grote lijnen heb kunnen ontdekken, dan geldt dit niet voor
alle gebieden van het gemeentelijk beleid in gelijke mate en dan wordt
deze mening tevens mede gevormd doordat het juiste samenspel tussen
Uw College en de Raad, waarover ik eveneens sprak, nog niet is gereali
seerd. Daardoor bestaat de mogelijkheid dat U voor Uzelf meer grote
lijnen hebt dan aan de Raad bekend zijn.
Waar wij om vragen is visie en inspiratie Uwerzijds welke in staat is
ons te stimuleren bij onze heus niet altijd even gemakkelijke taak
vervulling. Wat wij niet wensen is gezien te worden als hinderlijke on
deskundige derden. De Raad vertegenwoordigt de burgerij. Deze burgerij
vraagt een duidelijk beleid en een duidelijke motivering daarvan. Zij
vraagt tevens een duidelijk en verantwoord financieel beheer. Wij zijn
hun vertrouwensmannen en wij zouden tekort schieten in onze plicht,
indien wij niet ons tot het uiterste zouden inspannen aan deze verwach
tingen te voldoen. Wij spreken daarbij ons vertrouwen uit, dat Uw
College bereid is daaraan ten volle medewerking te verlenen.
Ik heb lang geaarzeld, Mijnheer de Voorzitter, één gemeentelijke ac
tiviteit te noemen welke wel zeer duidelijk planmatig en verantwoord
werkt omdat daarvoor dan zo gauw bijbedoelingen worden verondersteld.
Het resultaat van het werken van deze dienst is echter zo algemeen
waarneembaar, dat de vrees voor verdenking van subjectiviteit daardoor
overbodig wordt. Ik bedoel n.l. Mijnheer de Voorzitter de dienst voor