298 28 NOVEMBER 1955 dicht gemaakt, na enige tijd komt dan de waterleiding en weer na enige tijd! de elektrische geleidingen. Zo is ons ook een geval ter ore gekomen, van een werk in een bestaande straat voor een nieuw gebouw, waarbij de straat 8 of 9 maal werd opengebroken en weer dicht gemaakt. Effi ciënt werk kan ik dat in zo'n geval niet noemen!! Mijnheer de Voorzitter, de opening van het nieuwe gebouw van de Dienst voor Sociale Zaken is voor mij een openbaring geweest, niet alleen het uitwendige van het gebouw, wat er zeker mag zijn, wat de architectuur betreft, maar meer het interne gedeelte. Ik ben van mening, dat er momenteel door deze Dienst gedaan wordt, wat er gedaan kan worden. De enorme verhoging van uitbetaalde gelden, welke in de loop der jaren is geschied, mag gezien worden als een aanpassing van de sociale zorg, die in de encyclieken zijn vastgelegd. Ook de opening van het paviljoen van de Ouden van Dagen getuigt hiervan. Ik hoop, Mijn heer de Voorzitter, dat Uw College op deze ingeslagen weg zal voort gaan. Het grote verschil in de tarieven voor het water, dat in de verschil lende delen van de stad gebruikt wordt, Mijnheer de Voorzitter, geeft ons weer aanleiding om, zoals door onze fractie reeds ieder jaar gedaan is, erop terug te komen. Indertijd is door Uw College toegezegd er al heti mogelijke voor te doen om de tarieven, welke gelden voor het oude Princenhage en het Heuvelkwartier gelijk te stellen met de rest van Breda. Dit is tot nu toe nog steeds een vrome wens gebleven. Ik moet toch met de meeste klem verzoeken, Mijnheer de Voorzitter, om het jaar 1956 als het verlossingsjaar voor de genoemde delen van onze stad te laten worden. Hopenlijk kan de nieuwe wet op de Waterleiding Maatschappijen U hiervoor een middel aan de hand doen. Dit zal een reden temeer zijn, dat de bewoners van deze delen der stad zich ook echt Bredanaars zul len gaan voelen. Tot mijn genoegen, Mijnheer de Voorzitter, heb ik horen fluisteren, dat de plannen voor de bouw van de Brandweerkazerne waarschijnlijk binnen korte tijd tot werkelijkheid kunnen komen. Ik verheug mij hier over, iedere keer weer als ik langs de nu bestaande Brandweergarage kom en ik zie dan hoe daar gedraaid en gesjouwd moet worden met de brandweerauto's en de ladderwagen om daar in en uit te komen. Ik hoop dan ook, Mijnheer de Voorzitter, dat ook voor deze tak van Dienst het jaar 1956 de vooruitzichten zal geven op een begin van de werkzaam heden voor een gebouw, waarvoor zo lang geleden reeds het crediet door de Raad is verstrekt. Door de keurige vuilnisemmers en vuilnisauto's, die onze stad rijk is, wordt het huisvuil door onze Dienst Stadsreiniging regelmatig opgehaald. Hierover zijp geen klachten, maar dikwijls gebeurt het, dat zeker groter vuil, b.v. een oude kachelpijp of een pak behangselpapier niet in de emmer kan. De bewoners van de stad klagen er dan ook over, dat dit soort afval door de ophalers niet wordt medegenomen. Mijnheer de Voorzitter, ik zou toch graag een lans willen breken, om voor dit soort gevallen meer soepelheid te gebruiken en dit niet afhankelijk te laten stellen van de welwillendheid van de ophaaldienst, want uiteindelijk komt dit soort afval, als het niet wordt meegenomen, op een open stuk grond terecht en moet het ook kosteloos worden opgehaald. Ook bij de markten, Mijnheer de Voorzitter, missen wij nog steeds de indertijd door U toegezegde te plaatsen vuilnisemmers.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 298