28 NOVEMBER 1955 307
ceerd, vindt men dat niet alom, ook niet in kringen van deskundigen, een
onvermijdelijkheid. De oplossingen die worden voorgesteld zijn, echter
niet van die aard, dat een enkele Gemeente daarmee uit de moeilijkheden
kan raken; dat zal landelijk moeten gebeuren.
Ik ben geen voorstander van gemeentelijk woningbezit doch wanneer
de omstandigheden het bouwen door particulieren onmogelijk of zeer
onaantrekkelijk maken, kortom als de particuliere bouw niet in de be
hoefte voorziet, heeft de overheid de taak te zorgen dat de nodige wo
ningen er komen. Ik kan mij dan ook de bezorgdheid van meerdere
raadsleden indenken wanneer zij zien dat als woningwetwoningen ge
projecteerde woningen met Rijkspremie moeten worden gebouwd. Het
lijkt mogelijk op dit punt verder vooruit te zien en woningen die wel
als woningwetwoningen tot stand kunnen komen eerst te bouwen. Ook
op het gebied van de woningbouw zou een deskundige voorlichting door
een der ambtenaren voor de raadsleden verhelderend kunnen werken.
Overigens blijf ik voorstander van de particuliere bouw. Ik kan het
dan ook niet eens zijn met Uw College wanneer U meent dat vrije
vestiging in 25% van door eigenbouwers gebouwde huizen niet meer
nodig is ter stimulering van de particuliere bouw. Uw besluit op dit
punt is een stap terug; in plaats van de vestiging gemakkelijker te maken
wordt die moeilijker.
Een onbeantwoord gebleven vraag was die betreffende de hantering
van de woonruimtewet. Toen destijds de Minister informeerde of er
reden was de Overheidsbemoeiingen met de woonruimteverdeling te be
perken was ik, heb ik het wel, de enige in deze Raad die het met Uw
negatief preadvies niet eens was.
Bij die gelegenheid werd het argument gebruikt dat de Gemeentelijke
overheid toch zo soepel optrad. Dat argument sprak mij niet aan. Ik heb
liever een rechtsstaat dan een politiestaat, ook al treedt de politie soepel
op; liever een democratie dan een dictatuur, ook al is de dictator soepel.
Wij zijn langzamerhand wel erg gewend aan overheidsbemoeiing; vrij
wel niets verbaast ons meer op dat gebied. Zeker is de ontwikkeling van
het maatschappelijk leven daarvan in belangrijke mate de oorzaak. Ik
blijf echter van mening dat de vrijheid des mensen hoogste goed is en
dat het gevaar bestaat dat de mens zijn vrijheid, haast ongemerkt, ver
liest.
Naar aanleiding van de opmerking van de heer Vermeulen zou ik
willen zeggen dat vrijheid het recht van de mens is om over zijn eigen
doen en laten te beschikken binnen de grenzen van de omstandigheden
omdat die mens nu eenmaal leeft in een maatschappij.
Gaan we niet ver op de weg die de goede burgers van Rommeldam
insloegen? Begoocheld door Professor Sickbock wilden zij allen een
menswaardig bestaan leiden en lieten daartoe hun werken en denken
over aan klonters. Vrij waren zij toen niet meer. Wie zal de Tom Poes
zijn die ons van onze „klonters" bevrijdt?
Een onderwerp verwant aan dat van de woningbouw is het „gasgeij-
sertjesgeval". Het is gebleken dat niet ieder heeft begrepen hoe de tegen
standers van verhuur van gasgeijsers door de Gemeente voorstanders kon
den zijn van het plaatsen van gasgeijsers in gemeentewoningen. Ik wil
dat daarom nog eens duidelijk maken; er is bezwaar tegen dat de Ge
meente handelaar gaat spelen.
Er is ook bezwaar tegen dat de Gemeente Huiseigenares is. Onder de
gegeven omstandigheden, en dat zal wel zo blijven, kan het niet anders
dan dat de Gemeente huiseigenares is. Er is geen bezwaar tegen dat de
Gemeente, als zij dan toch huizen moet bouwen en verhuren, een goede
huiseigenares zal zijn en in die huizen, die zij verhuurt, gasgeijsers laat