28 NOVEMBER 1955 313
gelden gaat van de raad uit, (dit is niet op te vatten als een verborgen
dreigement Mijnheer de Voorzitter en zal ik om deze kwestie niet af
treden), maar het moet m.i. niet voorkomen, dat ambtenaren ter receptie
verschijnen, waar raadsleden geweerd worden. Over het eerste sprak ik
reeds eerder.
Met zeer groot genoegen lees ik uit de beantwoording van het Cen
traal Rapport, dat geen klachten zijn geweest over het gemengd zwem
men. Toch geloof ik Mijnheer de Voorzitter, dat, hoewel geen voorstel
van Burgemeester en Wethouders te verwachten is tot het toestaan van
gemengd strand- en rand-verkeer een beperkt randverkeer de animo het
zwembad te Breda te verwisselen voor een buiten de stad gelegen in
richting, waar helemaal geen beperkingen bestaan, zeker sterk zou ver
minderen. Een bekend zielzorger hier ter stede was desgevraagd van
mening, dat men deze materie ruim moest zien en zag hij voor zich
geen bezwaar als personen van verschillende kunne gelegenheid kregen,
mits iets over zwemkleding badjas of shorts, aan de rand van de zwem
inrichting samen aan een tafeltje te kunnen plaats nemen, om, b.v. een
consumptie te gebruiken. Voor vaders en moeders, die met hun kinderen
gezamenlijk van het zwembad gebruik maken, zou dit ook bijzonder
prettig zijn. Zoals het nu is zijn er maar weer al te veel, die naar zwem-
gelegenheden gaan met geen of heel weinig toezicht. Ik noem Moerdijk-
Biesbos en Belgische badgelegenheden. ik voel het als in strijd met
mijn verantwoordelijkheid als raadslid, dit laatste te bevorderen, door aan
dergelijke beperkingen medewerking te verlenen. Voor gemengd zonne
baden, of liggend strandverkeer vind U in mij een groot tegenstander.
Een bijzonder goede gedachte Mijnheer de Voorzitter is wel geweest
het oprichten van een paviljoen voor bejaarden en het is een genoegen
te zien, hoe druk hiervan gebruik wordt gemaakt. Ik hoop zeer zeker,
dat spoedig op andere punten van de stad' dergelijke gelegenheden wor
den geplaatst. Het blijkt in een behoefte te voorzien.
Als in het centraal rapport, sprekende over de salariëring van de amb
tenaren gesteld wordt, dat deze door verschillende factoren wordt be
paald, waarvan uitoefening van gezag er een is enz., dan ben ik dit er
mee eens. Maar als verder gesteld wordt, dat kennis enz. gezichtspunten
zijn, welke van belang kunnen zijn, dan ben ik het daar zeker niet mee
eens. Een ambtenaar zonder kennis is geen salariëring waard. Mogelijk
bij gemeentelijke instanties wel, volgens het door U gestelde, doch in
particuliere bedrijven zeer zeker niet.
Met genoegen Mijnheer de Voorzitter kan ik ook nu weer een pluim
op de pet steken van het politiekorps, dat ook dit jaar weer de goede
naam, die het ook buiten de stad bij de vreemdelingen bezit ten volle
handhaafde. Ik ben van mening Mijnheer de Voorzitter, dat het korps,
ongeacht het feit, dat het voor een stad van de grootte van Breda veel
en veel te klein is, het uitstekend doet. Bijzonder wil ik hier memoreren
het goede werk van de verkeerspolitie, die in onze stad toch wel een
zeer zware taak heeft. Dat het aantal verkeersongevallen zo hoog ligt
is zeker niet aan hun te kort aan optreden te wijten. Gaarna neem ik
de suggestie over uit een onzer bladen, of het niet mogelijk is agenten
van de straatdienst over te hevelen naar de afdeling verkeerspolitie.
Ik zou Mijnheer de Voorzitter het gevoel hebben te kort te schieten
in mijn huidige taak, het houden van algemene beschouwingen, indien
ik mij niet van ganser harte hier aansloot bij de woorden, die door U
Mijnheer de Voorzitter zijn gesproken bij het afscheid van Wethouder
van Houten. De verhouding over een weer met hem was een zodanige,
dat ik moeite had hem te zien als mijn politieke tegenstander. Ik behoud
aan hem zeer aangename herinneringen en spreek de wens uit, dat hij
nog lange jaren van een welverdiende rust moge genieten.
Als ik dan kom aan het Sociale gedeelte Mijnheer de Voorzitter, wil