314 28 NOVEMBER 1955 ik wel vooruit zeggen, dat de taak die op de schouders rust van de Wet houder van Sociale zaken zeker niet de meest benijdenswaardige is. Hij toch heeft de strijd aan te binden en vol te houden met volksvijand nr. I de Woningnood. Nog zijn er 2121 woningzoekenden en hiervan zijn er veel zeer veel, die reeds jaren wachten. Dat het geen sinecure is dit te moeten oplossen is begrijpelijk. Ieder meent, dat hij aan de beurt is en groot is het aantal, dat zich achteruit voelt gesteld. Er is een mooi Frans gezegde, dat hier op neerkomt, dat men niet iedereen te vreden kan stellen. Dit is inderdaad juist. Maar Mijnheer de Voorzitter ik vraag mij toch af, of vooral voor paartjes, die al zo lang wachten om te kunnen trouwen niet een andere oplossing is te vinden. Daar zijn toch in de stad nog wel een aantal, zij het ook ouderwetse, grote huizen, waar een paar kamers kunnen vrij gemaakt worden en een jong paar gelukkig mee gemaakt kan worden. Men zal mij tegenwerpen, dat daar bij een huisgedeelte toch ook een keuken hoort. De bewoners zelf leggen die niet aan. Maar Mijnheer de Voorzitter kan dan niet voor rekening van de gemeente een keukenaanleg verzorgd worden (gas, water enz.) waardoor de tegenstand om inwoning te nemen mogelijk verminderd kan worden? Ik ben overtuigd, dat sociaal voelende burgers van Breda op deze wijze zeker willen medewerken aan een beslist volks belang. In het antwoord op het Centraal rapport mis ik het antwoord op de vraag naar het aantal nog bewoonde krotwoningen, mogelijk kan dit antwoord straks nog gegeven worden. Overigens heb ik alle waardering voor hetgeen door hef woningnood- personeel en hun leiding in het afgelopen jaar is gepresteerd. Er wordt geklaagd Mijnheer de Voorzitter over de acoustiek hier in de raadszaal. Ik ben het met het antwoord betreffende het plaatsen van microfoons volkomen eens. Toch is er een oplossing mijn inziens n.l. harder spreken. Op de plaats waar ik zit is het moeilijk ieder te ver staan, ook anderen hebben daar klachten over. Als laatste door mij aan te snijden onderwerp Mijnheer de Voorzitter (men kan nu eenmaal niet alles in kort bestek aanroeren) een enkel woord over de waterleiding. Ten opzichte van het Waterleidingbedrijf is de ongewenste scheiding in de verzorgingsgebieden van de gemeente toch wel nog steeds een bron van ergernis voor duizenden. Naast het dure water aldaar hebben de kinderrijke gezinnen een extra belasting bij de natuurlijk ontstane overschrijdingen van de toegestane hoeveelheid water en zijn het ook hier weer de financieel minst draagkrachtigen, die de klappen krijgen en geconfronteerd worden met extra betalingen hiervoor. Met Burgemees ter en Wethouders hoop ik dat indiening van het wetsontwerp der wet telijke regeling inzake waterleidingsbedrijven binnen enkele weken is te verwachten. Gaarne zou ik inlichtingen willen hebben, Mijnheer de Voorzitter op welke wijze het geven van straatnamen tot stand komt. Is dit een com missie, of geschiedt dit door Burgemeester en Wethouders? Indien een commissie, heeft daar dan ook een raadslid zitting in? In de tijd, dat ik hier zitting heb is mij van het noemen van straatnamen niets gebleken. Ten slotte moge ik aan het einde van algemene beschouwingen als mijn mening naar voren brengen, dat de verhouding met de raadsleden van andere politieke overtuiging zeer prettig was, terwijl ik voor wat betreft de houding van Burgemeester en Wethouders te mijnen opzichte niet anders dan lof heb. Ik zei het al eerder in intieme kring Mijnheer de Voorzitter, doch ik stel er prijs op hier te herhalen, dat ik voor de strikte onpartijdigheid, door U tegenover mij als kleinste fractie steeds gehandhaafd, de grootste waardering heb. Mocht ik bij het uitspreken van afkeuring voor sommige dingen in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 314