324 29 NOVEMBER 1955
dat ook deze die overtuiging ten volle delen en dat ook hun doel ge
richt is op het behoud en de verkrijging van zulk personeel.
Telkenjare vestigen Burgemeester en Wethouders vóór de indiening
van de promotievoorstellen er uitdrukkelijk de aandacht op, dat die voor
stellen moeten zijn gebaseerd op en geargumenteerd met de inhoud
van het werk, alsmede de wijze, waarop dat werk wordt verricht.
Indien uit een voorstel of uit hetgeen daaraan ontbreekt moet worden
geconcludeerd, dat aan de voorwaarde niet is voldaan, komt het in be
ginsel niet voor inwilliging in aanmerking. Er wordt naar gestreefd, dat
gelijkwaardige functies gelijkwaardig worden beloond. Evenmin als in
het vrije bedrijf is de anciënniteit als factor van beoordeling geheel en
al uitgesloten, doch anderzijds is zij niet zonder meer voldoende grond
voor bevordering.
Zoals reeds is gesteld, wordt de beloning vastgekoppeld aan de functie.
Deze beloning geschiedt in ambtelijke dienst veelal naar schalen met
een minimum en een maximum, welke laatste als de eigenlijke voor de
functie geldende beloning moet worden beschouwd. De salarisschalen
van de ambtenaren dragen naar een vaste gewoonte namen, zoals schrij
ver, adjunct-commies, technisch ambtenaar enz., de loongroepen van de
werklieden worden aangeduid met cijfers (welke cijfers ook in C.A.O.'s
gebruikelijk zijn). Een wezenlijk verschil tussen deze wijzen van aan
duiding bestaat er naar onze mening niet.
De promotievoorstellen moeten zowel een functiebeschrijving als een
persoonsbeoordeling inhouden. Een functiebeschrijving en -analyse als
onderdelen van de z.g. genormaliseerde methode van werkclassificatie
zijn in deze gemeente nog niet ingevoerd.
De toepassing van deze methode als geheel is bij het Rijk en, in het
algemeen voor de overheidsdiensten, alleen voor de ambtenaren op week
loon het experimentele stadium gepasseerd.
Wij willen ons niettemin beraden over de vraag, of het niet wense
lijk is een aanvang te maken met de functiebeschrijving en -analyse
volgens het systeem van de hier bedoelde genormaliseerde methode,
zonder daaraan het sluitstuk van de classificatie der functies volgens
die methode reeds nu voor alle groepen van personeel te verbinden.
De door de heer Klompers gemaakte opmerkingen kan ik als volgt
beantwoorden:
In de oproep voor Directeur van het Woningnoodbureau is gesteld
dat de te benoemen persoon o.m. inzicht moet hebben in maatschappe
lijke verhoudingen en moet beschikken over juridische aanleg.
Wij menen dat deze eisen terecht voor deze functionaris kunnen wor
den gesteld.
Een academische opleiding strekt wel tot aanbeveling, maar is niet
vereist. Ook niet-academici, die overigens aan de gestelde voorwaarden
voldoen, kunnen eventueel voor deze benoeming in aanmerking komen.
In het algemeen is het College van Burgemeester en Wethouders geen
voorstander van een ongemotiveerde cumulatie van betrekkingen of van
pensioen met een nieuwe betrekking. In uitzonderlijke omstandigheden
(b.v. bij een slechts gedeeltelijk pensioen) kan het sociaal verantwoord
zijn een gepensionneerde, die nog kan werken, aan voor hem passende
arbeid te helpen. In deze sporadische gevallen worden alle daarbij in
aanmerking komende facetten overwogen.
De heer Klompers heeft voorts de aandacht gevraagd voor de vele
paartjes, die al zo lang wachten op woonruimte om te kunnen trouwen.
Hij wees in dit verband op grotere woningen, waarin nog wel ruimte
te vinden is mits de gemeente kan zorgen voor keukentjes en aanleg van