29 NOVEMBER 1955
327
een basis voor de subsidiëring van het jeugdwerk. Het was mij niets
liever dan te mogen ervaren, dat nu inderdaad een begin is gemaakt
met besprekingen over het Hoogveldrapport in gedeelten. Het totale
rapport mag nu binnenkort worden verwacht.
Wethouder JONGBLOED zegt het volgende:
Namens de heer van Houten zeg ik U dank voor de aan zijn adres
gerichte woorden; de heer van Houten voelt zich daardoor zeer getroffen
en verzocht mij U deze dank over te brengen.
De heer Minderhoud dank ik voor de door hem uitgesproken wens
inzake mijn wethouderschap; ik houd er mij van overtuigd, dat de gehele
Raad deze wensen deelt.
Bij de algemene beschouwingen zijn met betrekking tot de diensten
van openbare werken en beplantingen een aantal bemerkingen gemaakt.
Allereerst de woningbouw. Alle fractievoorzitters hebben dit punt aan
geroerd. Toch lijkt het mij gewenst dit onderwerp nu niet uitputtend te
behandelen. Dit kan beter gebeuren bij de postgewijze behandeling van
de begroting, anders zou voor degenen die dit onderwerp alsdan willen
behandelen, het gras voor de voeten worden weggemaaid. Ik zou nu wil
len volstaan met enige algemene beschouwingen.
De laatste maanden is zoveel over de woningbouw geschreven en ge
sproken, dat daarmede boekdelen zijn te vullen. Het was te voorzien
dat bij deze begroting dit onderwerp niet onbesproken zou blijven daar
de nood in deze gemeente al even groot is als overal elders in het land.
Het vraagstuk is te klemmender omdat het eigenlijk in alle andere op
zichten zo goed gaat. Het ligt voor de hand dat van alle kanten wordt ge
zegd, dat het, op welke manier dan ook, mogelijk moet zijn de woning
nood op te lossen, niet in een of twee, maar wel in maximaal 10 jaar. Een
paar jaar geleden leefden we in de veronderstelling dat dit ook inderdaad
zou lukken. Het aantal nieuwe woningen was elk jaar stijgende, doch
helaas geeft 1955 een teleurstellend beeld, hetgeen weliswaar voor een
belangrijk deel als oorzaak heeft, de lange tijd gedurende welke in de
jongste periode het werk heeft stil gelegen, maar waar daarnaast ook
andere oorzaken een rol hebben gespeeld, zoals gebrek aan arbeids
krachten, stagnatie in de aanvoer van bouwmaterialen en hier en daar
ook gebrek aan bouwrijpe gronden. Men is het er vrijwel over eens dat
de gemeente hier de grootste taak heeft d.w.z. dat de particuliere bouw
nijverheid niet in staat is zonder de overheid het vraagstuk ook maar
enigermate op te lossen. Het hebben van die taak sluit in zich de ver
antwoordelijkheid voor het vervullen daarvan, zodat wanneer b.v. in
10 jaar tijds de woningnood niet is opgeheven, de overheid in haar taak
is tekort geschoten. Het betreft een landelijk vraagstuk en met de op
lossing zijn grote bedragen uit de algemene middelen gemoeid en daar
om is het in de eerste plaats de centrale overheid, de landsregering, die
de middelen moet aanwijzen en de wegen moet bewandelen, die als
grondslag dienen voor de oplossing. Ik zou niet graag beweren dat onze
regering, sinds de tijd dat er na de oorlog weer gebouwd kon worden,
niet haar best heeft gedaan. Elkaar opvolgende ministeries hebben aan
het vraagstuk niet alleen op papier, maar ook metterdaad veel zorg be
steed, maar het is gezien de huidige situatie buiten twijfel, dat er meer
moet gebeuren, dat nieuwe wegen zullen moeten worden ingeslagen, dat
nieuwe middelen zullen moeten worden aangewend, wil men jaarlijks
voldoende inlopen op het tekort aan woonruimte. Daarvoor is meer
nodig van de zijde der centrale overheid dan vergroting van het bouw
volume, want dit is maar een papieren maatregel, die beoogt om de
lagere organen naar gelang van de omstandigheden gelijkelijk in de ge-