29 NOVEMBER 1955
331
accomodatie te verkrijgen. Ten aanzien van de woningbouw acht spre
ker het gebrek aan bouwrijpe grond ook een remmende factor.
Met zijn vraag over de grondprijzen bedoelde spreker de kostenver
hogende factor, welke is gelegen in de ruime opzet der uitbreidingsplan
nen. Kan de gemeente zelf niet de vorming van een aannemerscombi
natie stimuleren? Spreker heeft nog geen antwoord gehad op zijn vraag
inzake de „halve premie-woningen".
De heer VERMEULEN zou zich in tweede instantie willen beperken,
doch moet echter repliceren in het bijzonder op wat de heer Bastiaansen
heeft gezegd. Het is spreker ook nu weer opgevallen, dat de heer Basti-
aansen in negatieve zaken harder loopt dan het college zelf bedoelt. De
heer Bastiaansen heeft uit de mededelingen van de voorzitter gedistil
leerd, dat er geen efficiëncy-onderzoekingen meer zullen plaats hebben.
De voorzitter heeft echter gezegd, dat de commissie eerst eens kennis
moet nemen van de resultaten van het onderzoek naar het efficiëncy-
rapport van openbare werken. Bij de algemene beschouwingen heeft
spreker wel de ik-vorm gebruikt, doch hij sprak namens zijn fractie.
Spreker wil de heer Bastiaansen wel zeggen, dat hij onderscheid ziet
tussen subsidie en het subsidiariteitsbeginsel.
Als de overheid eventueel subsidie verleent is het nodig, dat er toe
zicht bestaat op de nuttige besteding ervan. Als men er anders over
denkt schiet men in zijn plicht als raadslid tekort. Spreker heeft er geen
behoefte aan om in te gaan op hetgeen er over de lengte van zijn betoog
in eerste instantie is gezegd. Hij hoopt, dat het „ingetrapte hart" de
heer Bastiaansen zal afremmen op een zodanige manier, dat hij niet
meer voorop loopt bij het afremmen van de activiteiten van de raad.
In eerste instantie heeft de heer Bastiaansen gewezen op de goede on
derlinge verhouding met andere fracties bij levensbeschouwelijke zaken
waarbij met name de Prot. Christelijke groepering werd genoemd. De
andere groeperingen werden niet genoemd, deze voelen zich daardoor
ten achter gesteld. Spreker zal gaarne vernemen, waarop deze uitlatingen
zijn gebaseerd. Is er in het verleden aanleiding geweest om deze op
vatting te doen postvatten? Zijn wij minder dan de Prot. Christ, fractie
bereid begrip te tonen bij levensbeschouwelijke aangelegenheden? Ziet
de heer Bastiaansen de confessionele als enige basis voor politieke par
tijen? Ook aan de andere zijde is men competent. Er wordt al vooruit
gelopen op de verkiezingen van 1956.
Mijnerzijds is er geen behoefte aan de verkiezingen in de beschouwin
gen te betrekken.
De heer Toxopeus heeft over het begrip vrijheid gesproken, daarbij
veronderstellende, dat er tussen hem en andere raadsleden omtrent dit
begrip verschil van opvatting zou zijn. Ieder van ons ziet deze vrijheid
als het grootste goed. Hoe is deze vrijheid echter het best veilig te stel
len? Over de weg daarheen kan men van mening verschillen.
Met wethouder Jongbloed is spreker het b.v. eens, dat in het verband
van de woningnood de vrijheid niet verzekerd is, als degenen die de
macht hebben ook over het recht beschikken. Spreker heeft de woorden
van de voorzitter op buitengewoon hoge prijs gesteld. Met de voorzitter
is spreker het eens, dat de verhouding tussen het college van Burge
meester en Wethouders en de raad een kwestie van vertrouwen is. Zowel
het college van Burgemeester en Wethouders als de raad hebben ieder
hun eigen taak. Door het zitting hebben der wethouders in het college
is er niet een zodanige binding, dat de raad niet voldoende vrijheid
zou behouden. In zeker opzicht is er nog het een en ander te verbeteren
dit is ook door de voorzitter toegegeven. Spreker heeft alleszins begrip
voor de moeilijkheden van persoonlijke aard; hij heeft er nota van ge
nomen dat het aantal ambtenaren zo nodig zal worden uitgebreid. De