29 NOVEMBER 1955 341 De heer BRINKERHOF zegt, dat het bij hem twee weken geduurd heeft. De heer RATTINK merkt op, dat het misschien verschil uitmaakt welke lamp stuk is. De heer VAN BIJNEN heeft begrip voor hetgeen de Wethouder heeft gezegd. Als de Rijksoverheid voorschriften geeft is er weinig aan te doen. Als de heer Vermeulen zegt, dat er voor de vermindering van de tarieven iets anders in de plaats moet worden gesteld, wijst spreker op de heffing van de belastingen door het rijk. Verhoging van de sub jectieve bijdrage zal geen bezwaar ontmoeten. De heer VAN DEN EEDEN zegt, dat nutsbedrijven niet alleen nuts bedrijven behoeven te zijn, maar ook dienen te zijn. Als deze bedrijven winst maken bij normale afschrijvingen, dan dient deze winst te worden verdeeld over de minst-draagkrachtigen. Bij de algemene beschouwingen is er reeds op aangedrongen, dat deze winsten ten goede zouden komen aan die groep, welke het meest in de verdrukking is. Spreker is dank baar gestemd over de gezinsreductie, doch nog niet voldaan. Indien door verlaging van de omzetbelasting grotere winst wordt gemaakt, dan zal opnieuw moeten worden overwogen of de tarieven zullen moeten worden verlaagd. De heer VERMEULEN wil ter voorkoming van misverstand opmer ken, dat hij het met de mening van de heer Van den Eeden, dat een nutsbedrijf- geen winst mag maken, niet eens is. Spreker wil er echter nu niet verder op ingaan. Wethouder MEIJS antwoordt, dat, wanneer het college de mogelijk heid ziet om de tarieven te verlagen tengevolge van de verlaging der omzetbelasting zulks wel zal gebeuren. Hij kan thans echter geen enkele toezegging doen. Hierna wordt de begroting voor het Elektriciteitsbedrijf vast gesteld. De VOORZITTER stelt aan de orde de begroting voor het Gasbedrijf, welke wordt vastgesteld. De VOORZITTER stelt aan de orde de begroting van het Waterlei dingbedrijf. Dö heer VAN BIJNEN vraagt welke gevolgen de wet op de waterlei dingbedrijven voor de tarieven zal hebben. Spreker vraagt of niet direct na bekendwording van het wetsontwerp tot daden kan worden overge gaan. De burgers wensen een oplossing van deze kwestie en verwachten deze van de Raad. De heer COSIJN vraagt of indien er door het Waterleidingbedrijf winst wordt gemaakt, de tarieven van de grootverbruikers kunnen worden herzien. Wethouder MEIJS antwoordt, dat het wellicht mogelijk is, dat de tarieven na het bekend worden van het ontwerp-wet waterleidingbe drijven opnieuw kunnen worden bekeken. Wat de tarieven van de groot afnemers betreft merkt spreker op, dat deze water krijgen tegen de kostende prijs.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 341