350 29 NOVEMBER 1955
magazijnen. Deze rekenen het nog juist bij de wet toegestane percentage.
De kosten van de bank inclusief de rente bedragen maximaal 10 V2°/o.
De heer Van den Eeden is er naast, als hij spreekt van 27°/o, dit immers
zou in strijd zijn met de wettelijke voorschriften.
De heer VAN DEN EEDEN zegt, dat het hier een lening van 2 maan
den betrof.
Wethouder MEIJS antwoordt, dat betrokkene dan geld terug heeft
gekregen.
De heer VAN DEN EEDEN zal aan de Wethouder een afschrift van
de brief sturen.
Wethouder MEIJS geeft toe, dat de bank een sociale inslag dient te
hebben. Als iemand niet geregeld aflost en er serieuze redenen voor
bestaan, dan worden hem geen moeilijkheden in de weg gelegd en wordt
getracht een redelijke oplossing te vinden. Anders is het wanneer er
van onwil sprake is.
Hierna wordt de begroting van de Krediet- en Voorschotbank
vastgesteld.
De VOORZITTER stelt aan de orde de begroting voor de Hypotheek
bank.
De heer SONDERMEIJER merkt op, dat het juister zou zijn, indien
de salarissen van de ambtenaren der hypotheekbank op deze begroting
voorkwamen en niet op hoofdstuk II der begroting van de Algemene
Dienst. Nu ontstaat er een beeld, dat niet met de werkelijkheid strookt.
Kan dit bij begrotingswijziging hersteld worden?
Wethouder MEIJS antwoordt, dat hij het volgend jaar in overweging
zal nemen deze salarissen ten laste van de Hypotheekbank te laten ko
men.
Hierna wordt de begroting voor de Hypotheekbank vastge
steld.
De VOORZITTER stelt aan de orde de begroting voor de Lenings-
dienst.
De heer VERMEULEN zegt, dat op de begroting van de leningsdienst
de rente van de reserves der bedrijven is geraamd, doch dat op de be-
drijfsbegrotingen de rente van deze belegde reserves niet is opgenomen.
Gaarne zou hij hieover inlichtingen hebben.
Wethouder MEIJS antwoordt, dat hij de Heer Vermeulen hierop bin
nenkort een antwoord hoopt te geven.
Hierna wordt de begroting voor de Leningsdienst vastgesteld.
De VOORZITTER stelt aan de orde hoofdstuk I van de begroting.
Dit hoofdstuk wordt vastgesteld.
De VOORZITTER stelt aan de orde hoofdstuk II van de begroting.
De heer VAN BIJNEN zegt het volgende: