30 NOVEMBER 1955 361
voor wie een huuropbrengst een deel van hun inkomen uitmaakt, geen
rekening worden gehouden met deze inkomensschade, daar gebleken is
dat door deze gedwongen verkoop vaak ernstige financiële schade wordt
geleden door de betrokkenen.
Tenslotte wil ik deze vraag besluiten met een woord van waardering
en lof voor de betreffende ambtenaren van deze tak van dienst, die op
zeer correcte en tactvolle wijze deze vaak moeilijke taak vervullen.
De heer HULSKRAMER zegt, dat wethouder Jongbloed bij de be
antwoording van de algemene beschouwingen in grote lijnen heeft ge
sproken over de woningbouw. Na de oorlog is er elk jaar een groter aan
tal woningen klaargekomen, behalve in 1955. Als argument daarvoor
noemde de wethouder de lange vorstperiode. Spreker zou daaraan als
argument willen toevoegen de onmogelijkheid om in 1955 Woningwet
woningen te realiseren voor de door het rijk vastgestelde bouwsommen.
In de pers is de laatste tijd gesproken over woningen gebouwd met atlas
steen. Bij deze woningen kan veel sneller worden gewerkt. Bovendien
heeft men ook de z.g.n. montagewoningen. Spreker adviseert dit type
woningen te bouwen als de normale woningwetbouw niet kan worden
gerealiseerd.
De bezwaren, die tegen genoemde typen bestaan uit stedebouwkundig
oogpunt dient men terzijde te stellen, omdat het spreekwoord „Nood
breekt wet" hier ten volle van kracht is. De mensen, die in, woningnood
verkeren, zijn bij een vlottere woningbouw gebaat.
Tenslotte heeft spreker nog enige toelichting op het cijfermateriaal dat
in het antwoord op het Centraal Rapport is opgenomen. In dit antwoord
staat vermeld, dat in 1955 voor de gemeente 27 woingen en voor de
woningbouwverenigingen 109 woningen, dus tesamen 136 woningen, zijn
voltooid. Volgens de verstrekte cijfers over 1954 waren er op 1 oktober
1954 413 woningen in aanbouw. Spreker vraagt of deze woningen nu
klaar zijn.
De heer BRINKERHOF zegt:
Mijnheer de Voorzitter,
In de jaren sinds 1946 is steeds bij de behandeling van de begroting
de aandacht gevestigd op de onhoudbare toestand, wat het woning
vraagstuk betreft. Ook thans in 1955, nu wij de begroting voor 1956
behandelen, is deze onhoudbare toestand nog hetzelfde. 2121 woning
zoekenden staan bij het Woningnoodbureau ingeschreven, dat wil zeg
gen, dat niet ingeschreven staan de gezinnen, die inwonen en daardoor
voordelig wonen. Het getal van ruim 2100 is aan de lage kant; het te
kort aan woningen is groter.
Het heeft er alle schijn van dat deze ellende en ontbering, die ik
enkele jaren geleden schetste als Volksvijand no. 1, schijnbaar dienst
moet doen voor de politiek nu de verkiezingen voor de Tweede Kamer
der Staten Generaal voor de deur staan.
Van één der partijen in ons Vaderland, die gelukkig in groei gestadig
afneemt, kan ik mij dat best indenken, omdat deze partij tracht te groeien
van die ellende en ontberingen en ook door onze welvaart groeit, maar
dan als een koestaart.
Huizen bouwen en nog eens huizen bouwen, kan men in de dagbladen
met grote koppen er boven, lezen. Zelfs de Minister neemt aan deze
roepstem deel. De Minister van Wederopbouw wil de woningen verbe
terd zien. Enkele politieke partijen eisen hun aandeel hiervan op.
Destijds, toen dit Departement nog door Minister In 't Veld werd be
heerd, vonden enkele politieke partijen, dat er meerdere woningen moes
ten komen. Ook de Gemeentebesturen klaagden toen reeds, dat hun