30 NOVEMBER 1955 367
prijs te hoog. De gemeente moet de beschikking hebben over woningen
met een huur van 30,tot 60,per maand. Een huur van 50,
per maand, acht spreker voor een gewone arbeider te hoog. Aan de
hand van een door het E.T.I. uitgebracht rapport betreffende de ont
wikkeling van de woningvoorraad in de Noordbrabantse gemeenten over
de jaren 1947 t/m 1954 kan men stellen, dat de gemeente Breda geen
slecht figuur slaat ten opzichte van de andere gemeenten. De woning
voorraad van de gemeente Breda bedroeg eind 1946 16.861 woningen.
Eind 1954 bedroeg deze voorraad 21.011 woningen, terwijl er in 1955
nog 635 woningen gereed gekomen zijn, zodat de totale toeneming
4785 woningen bedraagt. Indien men het indexcijfer 1947 op 100 stelt,
dan komt men tot een gemiddelde van 126 woningen eind 1954; de
gemeente Breda heeft dan een gemiddelde van 125. Spreker is van
mening, dat de gemeente Breda netjes in de rij staat bij de andere
grote Brabantse gemeenten. Dit is ook het geval indien men de lijst van
de toeneming van de woningvoorraad 1947 tot en met 1954 in %o van
de toeneming van de voorraad in Noord Brabant bekijkt. Spreker noemt
uit genoemde lijst de navolgende getallen: Breda 80.4 °/oo, Eindhoven
132.5 «/.o, Tilburg 82.1 °/oo en 's-Hertogenbosch 69.8 °/»o.
Door het E.T.I. zijn nog meer berekeningen gemaakt. Volgens dit
instituut was het woningtekort per 1947 3041 woningen. In 1947 tot en
met 1954 werden er 4.150 woningen gebouwd, zodat er 1109 woningen
meer zijn gebouwd dan strikt genomen voor de woningnood per 1947
noodzakelijk was. De toename van de bevolking gedurende 1947 t/m 1954
bedroeg 14°/o, zodat gesteld kan worden, dat de woningvoorraad ook
14°/o had moeten stijgen. Dit is maar 7°/o geweest. Volgens het rapport
van het E.T.I. zouden, om de woningnood op te heffen, dus nog f 500
woningen nodig zijn. Spreker kan zich met deze conclusie niet vereni
gen, omdat naar zijn mening het E.T.I. geen rekening heeft gehouden
met de navolgende op het woningtekort van invloed zijnde factoren nl.:
1. de gezinsverdunning;
2. de aanvragen van elders om zich als zgn. voorkeurscandidaat in Breda
te mogen vestigen b.v. militairen;
3. In 1947 waren er meer inwoningen dan thans nog acceptabel zijn.
4. De huwelijksfrequentie is hoger geworden dan vroeger. Hierdoor
wordt de verhouding aantal inwoners: aantal woningen beïnvloed,
omdat de vraag naar woningen daardoor groter wordt.
Spreker is van mening, dat er bij het door het E.T.I. gesteld tekort
van 500 woningen er minstens nog 500 woningen bij moeten komen.
Bij het Woningnoodbureau stonden per 1 oktober 1955 2121 woning
zoekenden ingeschreven. Indien het mogelijk zou zijn morgen 1000 wo
ningen gereed te hebben dan zou spreker het nog betwijfelen of dan de
woningnood zou zijn opgeheven. Men dient ook rekening te houden
met de jeugdige paartjes, die wensen te trouwen, doch nog niet als wo
ningzoekende zijn geregistreerd.
Spreker geeft toe, dat van het bouwvolume 1954/1956 inderdaad de
grootste helft gebruikt is voor premie-woningen. Van het bouwvolume
1953 waren nog 103 woningwetwoningen in het Liniekwartier niet opge
leverd. Spreker merkt op, dat vóór een groot complex geheel gereed
is enige tijd nodig is. Momenteel zijn er 260 woningwetwoningen in
aanbouw. Burgemeester en Wethouders doen hun uiterste best om tot
bouw van woningwetwoningen te geraken. Dat het bouwvolume niet zou
worden gebruikt, acht spreker niet mogelijk, omdat thans plannen ge
reed zijn tot de bouw van 130 woningwetwoningen in het uitbreidings
plan Driesprong en de bouw van 480 woningen in het plan Brabantpark
B. Indien het Burgemeester en Wethouders lukt beide plannen in 1956
te verwezenlijken, dan ik de gemeente Breda een goed eind in de rich
ting om het evenwicht in de verdeling van het bouwvolume te herstellen.