370 30 NOVEMBER 1955
en deze mensen zullen over de gehele gemeente worden verspreid. Spre
ker is van mening, dat het in de gedachte richting gaat en hij hoopt te
zijner tijd van de Raad te mogen horen, dat hij het goed gedaan heeft.
Spreker merkt op, dat Wethouder Jongbloed vergeten heeft de door
Mej. t' Sas gestelde vraag over de woonruimte voor alleenstaanden te
beantwoorden. Vorig jaar heeft Mej. Koppelaar reeds de aandacht op dit
probleem gevestigd. Burgemeester en Wethouders schenken hieraan
reeds hun aandacht, doordat in de in het Brabantpark te bouwen flats
op de hoogste etage voor een deel alleenstaanden zullen worden onder
gebracht. Het spreekt vanzelf, dat indien de gemeente zelf geen wonin
gen bouwt, zij afhanklijk is van de woningbouwverenigingen.
Spreker wil het probleem van de huisvesting van alleenstaanden be
spreken met het College van Burgemeester en Wethouders. Men moet
echter in het oog houden, dat het aantal echtparen, dat in woningnood
verkeert, nog schrikbarend hoog is. Ook daaraan moeten Burgemeester
en Wethouders hun aandacht geven.
De heer Kroon heeft gesproken over de vordering van woonruimte.
Spreker merkt op, dat altijd getracht wordt tot inwoning te geraken bij
minnelijke schikking. Daarvoor wordt de gelegenheid gegeven en wordt
een onderhoud bij de Directeur van het Woningnoodbureau toegestaan.
Komt men bij dit onderhoud niet tot een oplossing en is er bij de be
trokkene een teveel aan woonruimte en zijn er geen medische attesten,
dan is volgens spreker het Woningnoodbureau wel verplicht een voorstel
tot vordering aan de Commissie voor te leggen. Spreker wijst er op, dat
vrijwel niemand meer op basis van vrijwilligheid bereid is inwoning te
nemen. Indien er niet gevorderd wordt, dan ontstaat er nog meer on
rechtvaardigheid bij de verdeling van de woonruimte. Spreker zegt toe
van de bevoegdheid tot vordering zo minimaal mogelijk gebruik te
maken.
De bewuste ministeriële circulaire, die tot doel heeft meer normale
verhoudingen in de hand te werken, heeft dit door de woningen en de
vrije sector bereikt. Zo werden in 1954/1956 826 woningen door Bredase
kleine aannemers gebouwd. Deze werden als volgt verkocht:
186 aan personen, die een gehele woning vrijmaakten;
127 die een gedeeltelijke woning vrijmaakten;
198 die niets vrijmaakten;
206 in de 25°/o vrije sector;
109 aan voorkeurskandidaten enz.
Hij meent echter, dat een verder gaan in verband met de grote nood
onverantwoordelijk is en hij is er van overtuigd, dat de Minister de cir
culaire niet had doen uitgaan, indien hij van de werkelijk bestaande
toestanden in de Brabantse gemeenten op de hoogte was geweest.
Wethouder JONGBLOED zegt, dat hem nog rest enige vragenstellers
te beantwoorden. Aan de woorden van Wethouder Romsom, betreffende
het woningvraagstuk voor alleenstaanden, waarover Mej. t' Sas heeft
gesproken, behoeft hij niets toe te voegen. Spreker is van mening, dat
gezinnen behoren voor te gaan, doch dit vraagstuk heeft de volle aan
dacht van Burgemeester en Wethouders.
De kwestie van de inkomensschade eveneens door Mej. t' Sas gesteld,
geeft spreker aanleiding tot de volgende opmerkingen. De inkomens-
schade bij de aankoop van woningen is een zeer moeilijk probleem. De
redelijkheid wordt bij het aanbod zoveel mogelijk betracht, doch er zul
len ongetwijfeld gevallen bij zijn, dat men bij de verkoop van een huis
meent schade te hebben geleden, omdat dan pas blijkt dat het kapitaal is
ingeteerd. De betrokkenen hebben in de loop der jaren geen rekening
gehouden met de afschrijvingsfactor.
De heer Wezenbeek wordt door spreker geantwoord, dat het uitblijven