372
30 NOVEMBER 1955
De heer WEZENBEEK zegt, dat de uiteenzetting van Wethouder
Jongbloed over het uitblijven van de bouwvergunningen duidelijk was.
Hij vraagt of het mogelijk is in Den Haag pogingen te doen om gedaan
te krijgen de vergunningen sneller te doen afgeven. Hij denkt b.v. aan
de mogelijkheid een datum van ingang op de vergunningen te vermelden,
waardoor het de aannemers mogelijk wordt gemaakt maatregelen te
treffen.
De heer KROON dankt Wethouder Romsom voor zijn uiteenzetting.
Hij kent de moeilijkheden in verband met de woningnood. Hij vraagt of
het mogelijk is een vrijstelling van inwoning te verlenen, indien reeds
geruime tijd inwoning is verleend.
De heer Vermeulen wenst spreker nog mede te delen, dat Christus,
Koning is op alle terreinen van het leven, dus ook op het staatskundig
en maatschappelijk terrein. De K.V.P. en de Protestant-Christelijke groe
pering gaan hiervan uit.
De heer VAN DE NOORT wijst er op, dat zijn 2e vraag niet beant
woord is.
Mej. t' SAS dankt Wethouder Jongbloed voor zijn antwoord. Indien
zij gezegd heeft de huuropbrengst, dan heeft zij evenwel de netto-op
brengst bedoeld, waarbij rekening was gehouden met de afschrijvingen.
In die gevallen was inkomensschade evident.
De heer RATTINK zegt niet goed begrepen te hebben of hier sprake
is van een pand, dat geen bedrijfspand is. Indien een pand een normale
woning is, zou hij gaarne de motieven voor het verrekenen van een in
komensschade vernemen.
Mej. KOPPELAAR zegt met vreugde kennis genomen te hebben van
de mededelingen door Wethouder Romsom over de werkzaamheden van
de commissie die het probleem van de huisvesting van de a-sociale
gezinnen behandelt.
Ten aanzien van de mededelingen van Wethouder Jongbloed over de
huisvesting van alleenstaanden merkt zij nog op, dat onder alleenstaan
den er velen zijn die alle dagen en avonden op pad zijn en daardoor
een grote behoefte hebben aan een comfortabele eigen woning.
Zij spreekt een woord van lof over het beleid van het Woningnood
bureau. Dit jaar heeft zij in vijf gevallen begrip gevonden bij ontstane
moeilijkheden.
Ten aanzien van het probleem van de huisvesting van bejaarden vraagt
zij de woningen niet in de buurt van woningen voor grote gezinnen te
bouwen. Zij kan zich goed indenken, dat in zeer kinderrijke buurten
het voor de ouden van dagen te machtig wordt.
Wethouder JONGBLOED zegt, dat het verminderde aantal gereed
gekomen woningen niet alleen het gevolg is van de vorstperiode in 1955.
Er zijn ook verschillende andere factoren, waaronder b.v. materiaal- en
personeelsmoeilijkheden. In Breda valt echter over het aantal woningen
niet te klagen. Dit aantal steekt uit boven het landelijk gemiddelde.
De heer HULSKRAMER wijst er op, dat in het antwoord op het
Centraal Rapport vermeld staat, dat van de 413 woningen, die op 1 ok
tober 1954 in aanbouw waren er 277 nog niet klaar waren.
Wethouder JONGBLOED zegt, dat momenteel 103 woningen van het
plan Liniekwartier nog niet gereed zijn. Het ander verschil kan spreker
momenteel niet verklaren.