30 NOVEMBER 1955 373 De verkoopwaarde van een woonhuis, zegt spreker, hangt af van het netto-inkomen, dat uit het woonhuis-bezit verkregen wordt. Meestal zijn het kleine luiden, die niet met hun kapitaal wensen te speculeren, doch hun vermogentje op soliede wijze hebben belegd. Van de gemeente kan men niet vergen, dat zij een hogere koopsom betaalt dan de waarde van het pand. In een enkel geval wordt wel eens iets gedaan uit sociale overwegingen, b.v. vrij wonen tot moment van ingebruikneming door de gemeenten bij weduwen. De verkoop van oude woningen, zoals door de heer Van de Noort be doeld, zal niet mogelijk zijn, omdat de gemeente alleen woningen koopt, die zij nodig heeft. Indien de gemeente deze woningen wederom zou verkopen, dan zou zij haar doel voorbij gestreefd hebben, omdat zij aankopen zou hebben gedaan die niet nodig bleken. Het verkopen van Woningwetwoningen is naar sprekers mening niet mogelijk. Hij doet de toezegging deze aangelegenheid met deskundigen te zullen bezien. Spreker verzoekt het probleem van de bejaardenwoningen niet te in gewikkeld te maken. Hij denkt aan het uitbreidingsplan Liniestraat, waar de bejaarden zeer tevreden zijn over de aldaar gebouwde woningen. De vraag over de woningen zonder zolders is door hem genoteerd, omdat hij het aantal niet kent. Hij zal trachten hiervoor een oplossing te vinden. Het aanbrengen van zolders zal evenwel moeilijkheden met het Rijk opleveren, omdat men niet boven het maximum krediet mag gaan. De heer VAN DE NOORT licht toe, dat hij niet verzocht heeft vloeren op de zolders te leggen, doch gevraagd heeft de afgesloten zolderruimte door de gemeente te doen reinigen. Wethouder JONGBLOED zegt toe deze aangelegenheid te zullen be kijken. Tenslotte is spreker van mening, dat het probleem van de alleen staanden een groot vraagstuk is. In Haarlem is een tehuis voor alleen staande vrouwen, in Den Haag bestaat de H.T.O. Ook in Breda is er plaats voor dergelijke inrichtingen. Spreker blijft echter van oordeel, dat het initiatief daartoe niet van de gemeente moet uitgaan. Wethouder ROMSOM zegt, dat hij niet voor ieder geval kan zeggen, dat na een bepaalde tijd, b.v. 6 jaar, geen woonruimte meer zal worden gevorderd. Hij veronderstelt, dat de heer Kroon een bepaald geval op het oog heeft. Door hem wordt elk geval ernstig bezien. De heer RATTINK vraagt of hij uit het antwoord van Wethouder Jongbloed moet begrijpen, dat alleen van inkomensschade bij de aan koop van woningen gesproken kan worden uit sociale overwegingen. Wethouder JONGBLOED meent, dat hij zeer duidelijk geweest is bij zijn betoog. Hierna wordt hoofdstuk V van de Algemene dienst en de begroting van het gemeentelijk Woningbedrijf zonder hoofde lijke stemming vastgesteld. De VOORZITTER stelt hoofdstuk VI van de begroting aan de orde. De heer WEZENBEEK wenst te spreken over de rioolwaterkwestie en meent, dat de gemeente aan het verkeerde eind is begonnen. Hij wil hierover geen verwijt maken, want hij zelf heeft hieraan ook medege-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 373