382
30 NOVEMBER 1955
juist niet zou verwachten. Door grasvelden zijn ze thans gecamoufleerd.
Hij verzoekt de heer van den Eeden mitsdien geduld te hebben tot
de komende zomer. Spreker zegt gewaardeerd te hebben, dat er in het
Liniekwartier een soortgelijke stichting voor de speeltuinen is opgericht
als in de Fatimawijk.
Ten aanzien van het bloemenmeisje van de heer v. d. Eeden deelt
spreker mede, dat het mogelijk wel kan gebeuren dat het bloemenmeisje
een zusje of broertje kan krijgen, dat in een park of in de stad zal wor
den geplaatst.
Het betoog van Mej. t' Sas is zeer steekhoudend; inderdaad moet ge
tracht worden om de stad niet alleen uiterlijk maar ook innerlijk te
verfraaiien. Het verhoogde crediet zal daarvoor uitgetrokken dienen te
worden.
Het verheugt spreker dat de heer Mendes heeft medegedeeld dat er
bij de algemene beschouwingen op het stuk van de cultuur prettige kost
op tafel is gebracht. Het door de heer Mendes voorgestane principe
inzake de taak van de overheid op het gebied van de kunst spreekt hem
volledig aan. Op kleine onderdelen is er wel verschil van mening doch
in grote lijnen is de heer Mendes het wel met het beleid eens. Inderdaad
moet er een achterstand worden ingehaald. Een ding is spreker niet dui
delijk n.l. waarom Breda vergeleken wordt met Amsterdam. Voor een
ieder is het duidelijk dat in Nederland op gebied van cultuur en kunst
Amsterdam een belangrijke plaats inneemt, doch Breda is een plaats
met een zuidelijk accent, dat zij altijd moet trachten te behouden.
De zin „of in het kader van een actieve cultuurpolitiek maatregelen
moeten worden genomen ten behoeve van minder draagkrachtigen is een
punt, waaraan wij bij voortduring aandacht besteden" vindt Spreker
goed leesbaar en is bedoeld zoals door de heer Mendes wordt uitgelegd.
Deze aangelegenheid staat in het brandpunt van de belangstelling. De
vraag is of het mogelijk is iets te doen voor de minder draagkrachtigen.
Het zwaartepunt zit niet zozeer in de mindere draagkracht, doch de men
sen moeten leren cultuurevenementen te beleven. Spreker verwijst ter
zake naar de gehouden debatten over het culturele centrum. Voor be
langrijke groepen wordt er al aandacht aan besteed. Via de jeugd wordt
getracht de gang naar de schouwburg te leren.
Er is opgericht een comité cultuurbehartiging schooljeugd en er zal
een comité opgericht worden om ook de schoolvrije-jeugd de gang naar
de schouwburg te leren.
Als de smaak eenmaal aanwezig is, zal men er wel een gulden voor
over hebben om naar een schouwburg te gaan inplaats van naar een
bioscoop.
Spreker is het eens met de heer Mendes met betrekking tot diens op
merking inzake de relaties tussen leden van de commissie van advies
inzake de subsidiëring van uitkoopverenigingen en de uitkoopverenigin
gen zelf. Spreker meent echter dat er van een misverstand sprake is,
zo niet, dan wil hij gaarne aan de ongewenste situatie een einde maken.
De gelden voor de aankoop van schilderijen en beeldhouwwerk zijn
niet alleen voor het stadhuis bestemd. In het antwoord van Burgemees
ter en Wethouders op het C.R. staat dan ook „ter verfraaiing van het
stadhuis en de stad". Dit moet ruim uitgelegd worden.
De heer Kamphuys heeft opmerkingen gemaakt die spreker goed
hebben gedaan. Hij heeft verschil gemaakt tussen amateurisme en pro
fessionalisme in de kunst. Inderdaad is het zo dat door het amateurisme
de zelfwerkzaamheid wordt bevorderd. De onderscheidene secties van
de culturele werkgemeenschap hebben de activiteiten in de stad ge
steund. Wanneer het dan ook mocht zijn dat de C.W.G. meer geld nodig
heeft, dan is spreker gaarne bereid om het college van Burgemeester