400 14 DECEMBER 1955 plesse ware in de toekomst meer te betrachten; voorkomen dient te worden dat betrokkenen de plannen uit de krant moeten vernemen. Mits dus overleg betracht wordt, gaat spreker in het algemeen met het voorgenomen plan akkoord. Doch het mag niet in de bedoeling liggen tot een oplossing te komen door eenzijdige wilsoplegging. Tenslotte heeft spreker zich nog afgevraagd of de motivering dat afbraak en nieuwbouw van het pand, resp. verbouwing, afgezien van aankoop en onteigening, slechts bij minnelijke overeenstemming met de eigenaresse bereikt kan worden, wel voldoet aan de vereisten, omschre ven in art. 77 der onteigeningswet. Is dit niet zo, dan lijkt het op de- tournement de pouvoir, althans dit zit er enigermate in. Art. 77 der onteigeningswet is daarvoor toch niet bedoeld? Spreker is dus wel ak koord, mits hij de verzekering kan krijgen, dat getracht zal worden door overleg tot een oplossing te komen. De heer WEZENBEEK zegt, dat de fractie, waarvan hij deel uit maakt, in hoofdzaak met het voorstel akkoord gaat. Hoewel men het prettig vindt, dat de weg voor overleg open blijft, is er op formele gronden bezwaar tegen in te gaan op een bezwaarschrift, dat zo geruime tijd te laat is ingediend. De heer BLIEK sluit zich aan bij de woorden van de heer Bastiaan- sen. Ook in zijn fractie sprak men de wens uit, dat onderling overleg gesteld zal worden vóór hantering van het wapen van onteigening. De VOORZITTER wil allereerst ingaan op de opmerking van de heer Wezenbeek inzake de niet-ontvankelijkheid van betrokkene. In afwijking van hetgeen dienaangaande in het preadvies is gesteld, menen Burge meester en Wethouders thans, dat het verstandig is primair te stellen dat het bezwaarschrift niet ontvankelijk is. Overigens kan toch op de over wegingen van het bezwaarschrift worden gereageerd. Burgemeester en Wethouders zouden het preadvies dus zo willen moduleren. De heren Bastiaansen en Bliek wensen overleg te doen voorafgaan aan de proce dure van de wet en buiten de wet om mededeling te doen aan betrok kenen. Spreker moet daartegen met klem waarschuwen. Onteigenings- en woningwet eisen een strikt formele procedure. Het is een zeer gevaar lijke methodiek om voor het onteigeningsbesluit tot onderhandelingen over te gaan. Spreker vindt ook wel, dat Burgemeester en Wethouders het overleg moeten openen, maar dan zal het College geruggesteund moeten zijn door een raadsbesluit tot onteigening, anders ontstaat een gevaarlijk precedent voor andere gevallen. Het gemeentebestuur doet er dus wel verstandig aan zich formeel aan de we.t te houden; niets zal spreker liever zijn dan dat eigenaresse onteigening voorkomt door zelf met een oplossing te komen. De verbreding van de straat eist een goede hoekoplossing. Het is daarom nodig ook dit hoekpand in de onteigeningsprocedure te betrek ken. Van detournement de pouvoir kan hier geen sprake zijn, aangezien de gemeente nauwkeurig de voorschriften van de wet in acht neemt. De heer BASTIAANSEN vindt dit een nuttige gedachtenwisseling omdat daardoor bij de burgers misverstanden kunnen worden weggeno men. Werken op formele grondslag is wel het best, doch er zijn ook nog andere wegen. Er is toch regelmatig contact met dit bedrijf en mo gelijk had men over deze hoekoplossing al eens overleg kunnen plegen. Rechtstreekse voorlichting der betrokkenen lijkt beter dan via de pers. Spreker meent, dat de Voorzitter het met hem eens zal zijn, dat de bevoegdheid tot onteigening wel geldt voor volkshuisvesting doch niet voor stadsverfraaiing.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 400