I
nog nader worden uitgewerkt in een detailplan.
De Heer BRINKERHOF dankt de heer Groenevelt voor de uiteenzetting
welke weer veel nieuws heeft gebracht en erg leerzaam was. Hij zou
echter gaarne op êên ding willen terugkomen, De Heer Groenevelt
vertelde, dat Ginneken vóór de annexatie geen arbeiderswoningen
bouwde en alleen woningbouw had voor meergegoeden. Spreker wenst
hierbij op te merken, dat aan de Franklin Rooseveltlaan villabouw
heeft plaats gevonden omdat aan deze grote weg geen andere huizen
konden komen, In Breda en in andere gemeenten werden in de jaren
rond 1938 ook geen arbeiderswoningen gebouwd. Daarvoor was geen in
teresse*
De Heer GROENEVELT antwoordt, dat hij geenszins de bedoeling had te
zeggen, dat alleen Ginneken geen arbeiderswoningen bouwde. Wel wilde
W hij de nadruk leggen op het uitermate kleine percentage van de grond
in het uitbreidingsplan, dat bestemd was voor volkswoningbouw*
Wethouder JONGBLOED vraagt of het geen aanbeveling verdient de rijks
wegen rond Breda wat dichter bij het centrum te krijgen. Als men met
een auto van het Noorden komt en naar Antwerpen wil, laat men Breda
links liggen. Zulk een situatie is ook in Tilburg ontstaan. Spreker
acht het daarom van belang, dat de rijkswegen wat dichter bij het
centrum zouden komen»
De Heer GROENEVELT antwoordt, dat hetgeen wethouder Jongbloed zegt
vroeger ook veel beweerd is. Uit verkeerstellingen is gebleken, dat
slechts een gering percentage van het verkeer, dat langs Breda gaat
in het centrum zelf terecht komt en daar blijft. Met het verkeer, dat
slechts door Breda heen gaat is de gemeente niet gediend. Bij het
opstellen van het verkeersschema voor de binnenstad is herhaaldelijk
de vrees opgekomen, dat de wegen in Breda eerder klaar zouden zijn
dan de rijkswegen. Dit zou tot gevolg hebben, dat al het verkeer,
dat rond Breda moet worden geleid, gebruik makende van de mooie
dubbelbanige wegen dwars door Breda gaat stromen.
De Heer BASTIAANSEN merkt op, dat in het uitbreidingsplan Heuvel nog
enige open plekken zijn, welke dit deel van de gemeente ontsieren.
Spreker vraagt of dit een gevolg is van de omstandigheid, dat het
Heuvelplan èen vrucht is van twee verschillende stedebouwers.
De Heer GROENEVELT antwoordt, dat de open plekken niet het gevolg
zijn van de opzet van het plan, In *t algemeen is het steeds zo, dat,
wanneer een plan tot uitvoering komt, de realisatie vrij vlug gaato
De laatste gedeelten worden echter moeilijker om te exploiteren. De
bebouwingsmogelijkheden worden steeds minder. Bovendien was nog niet
alle grond eigendom van de gemeente.
De Heer GOODEN merkt op, dat er inmiddels weer enige complexen
zijn aanbesteed.