16 MAART 1955 59 De ervaring met de verhuur van de Kwatta-ruimten maakt mij in tegenstelling tot de opvatting van Uw college, nu niet zo enthousiast, dat ik daarop zou kunnen besluiten maar industriehallen te gaan bouwen. De verhuur betreft n.l. in twee van de drie gevallen het verhuren van opslagruimten. Het derde geval is ook niet van een zodanige im portantie dat bouwen door de gemeente daardoor noodzakelijk zou worden. Verkeerde spreiding in de stad van verschillende klein-industrieën zonder nadere aanduiding om hoeveel industrieën, welke industrieën en waarom deze industrieën verkeerd gespreid zijn is ook een bewering in Uw prae-advies welke nadere uitwerking behoeft. Resumerend, Mijnheer de Voorzitter, mis ik in Uw prae-advies vol doende zakelijke gegevens om tot een verantwoord besluit in deze zaak te kunnen komen. Ik vind industrialisatie op zich te belangrijk dan dat, naar mijn oor deel, wij als Raad door in te gaan op dit prae-advies ons daardoor van onze verantwoordelijkheid te dien aanzien ontslagen zouden kunnen achten. Het zou mij aangenaam zijn, Mijnheer de Voorzitter, indien Uw college dit prae-advies zou willen terugnemen en met een meer feitelijkheden bevattend prae-advies in de Raad zou willen terugkomen. Ik zou dit te meer op prijs stellen omdat de zaak waarover het hier gaat te be langrijk is om daarover op deze wijze te beslissen. Daar deze zaak, gegeven de huidige situatie, toch niet zo urgent is, meen ik met mijn verzoek niet onredelijk te zijn en geen belangen daar door te schaden. In eerste instantie zou ik het hierbij willen laten, Mijnheer de Voorzitter. De heer TOXOPEUS vindt in het voorstel van Burgemeester en Wet houders twee kwesties welke een bespreking waard zijn. De eerste is reeds door de heer Vermeulen aangevoerd. Zij sluit aan op hetgeen bij de begroting reeds door spreker is gevraagd: nl. om met betrekking tot de industrialisatie een commissie in te stellen, welke gegevens zou kunnen verzamelen. Het antwoord hierop van de Voorzitter was, dat zulks wel moeilijk zou zijn, maar dat overleg zou kunnen worden ge pleegd met de fractie-voorzitters. Nu komen Burgemeester en Wethou ders met dit voorstel zonder dat het seniorenconvent is gehoord. Spre ker kan het volkomen eens zijn met wat de heer Vermeulen zegt. Hij weet dat er een tekort is aan arbeidskrachten. Dit kan natuurlijk om slaan en dan moet de gemeente zorgen dat ze niet te laat is. De heer Vermeulen heeft gezegd, dat hij meer zal moeten weten alvorens hij dit voorstel van Burgemeester en Wethouders zal ondersteunen. Als spreker het met de heer Vermeulen eens is, dan is het niet de bedoeling dat hij geacht wordt tegen industrialisatie te zijn, doch dat er met de fractie voorzitters of met een andere commissie uit de raad overleg wordt ge pleegd, zodat de raad bij het nemen van zijn beslissing een vaste basis heeft. De tweede kwestie is, dat Burgemeester en Wethouders hier aan de raad machtiging vragen tot het doen van een uitgave van vijf ton. Indertijd heeft de Voorzitter gezegd, dat spreker een van de mensen is, die het aandurven, dat de raad een bepaalde zaak ter uitvoering aan het College van Burgemeester en Wethouders overlaat. Als echter de raad tot zulk een delegatie besluit zal dit besluit op goede gronden moeten worden genomen. Het prae-advies is ditmaal echter te algemeen gehouden. Spreker is zeker een voorstander van delegatie in het alge meen, doch niet van een delegatie als in dit voorstel is neergelegd. Spreker dringt er nogmaals op aan, dat het voorstel wordt aangehouden, zodat eerst de kwestie eens rustig kan worden bekeken in het senioren convent of in een andere raadscommissie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 59