62
16 MAART 1955
op de goede weg is. Hij wijst er uitdrukkelijk op, dat hij een voorstander
is van industrialisatie, doch dat hij bij het geven van een crediet voor
zichzelf de overtuiging moet hebben dat hij hier goed handelt. Als spre
ker vraagt het voorstel aan te houden, dan is zulks niet om het een
half jaar te laten liggen, doch om het over een of twee maanden weer
opnieuw te bespreken. Burgemeester en Wethouders zullen dan ook bij
Gedeputeerde Staten sterker staan, omdat de gehele raad achter hen staat.
De heer VERMEULEN zegt dat hij niet in herhaling wil treden. Hij
is het volkomen eens met hetgeen de heer Toxopeus heeft gezegd. Ook
wat betreft de taakverdeling tussen de raad en burgemeester en wethou
ders. Spreker wenst niet aan dit besluit mede te werken. Ook hij is na
tuurlijk vóór industrialisatie. Aan dit voorstel zou hij alleen zijn mede
werking kunnen geven, indien hem meer concrete gegevens ten dienste
stonden. Thans acht spreker zich onvoldoende voorgelicht. Hij vestigt
er voorts de aandacht op dat hij niet namens zijn fractie heeft gesproken.
De heer VAN BIJNEN zegt dat het hem niet bekend is of deze
500.000,- het hele a.b.c. is van de industrialisatie van Breda. Mocht
dit zo wel zijn, dan waren meer inlichtingen wel gewenst. Nu hij de
toelichting gehoord heeft ziet spreker geen reden om de zaak verder uit
te stellen. Het gevraagde overleg met het senioren-convent kan dan
altijd nog plaats hebben.
De heer VAN DEN EEDEN was het oorspronkelijk eens met hetgeen
de heer Vermeulen gezegd heeft. Na de toelichting van de Voorzitter
is hij echter van mening, dat het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders aanbeveling verdient. Het aantal arbeiders dat jaarlijks geplaatst
moet worden is groot. Bovendien zal de gemeente als er werkloosheid
zou komen het overschot moeten kunnen opvangen. In de huidige situatie
is de bouw van industriehallen niet nodig. Als de toestand zich echter
wijzigt moeten we klaar zijn om de mensen op te vangen.
De heer VAN BOXTEL kan zich niet voorstellen dat het College van
Burgemeester en Wethouders bij de samenstelling van het prae-advies
niet op cijfers zou zijn afgegaan. Er is over de arbeidsmarkt een E.T.I.-
rapport verschenen. Voor spreker staat het vast dat de cijfers van dit
rapport zeker hun rol zullen hebben gespeeld.
Wethouder JONGBLOED is verwonderd over de pessimistische ge
luiden, welke in de raad hebben geklonken. Bij het crediet voor net
ophogen van de industrieterreinen is er niets gezegd. Wel is vaak in o
de raad de klacht geuit: jammer dat we nog geen industrieterreinen
hebben. Met de grond alleen zijn we er echter niet. Het is noodzakelijk
dat voor elk geval iets concreets op tafel komt. Burgemeester en Wet
houders zijn er van overtuigd, dat, als de industrieterreinen eenmaal zijn
opgehoogd, er dan ook ruimte moet zijn om de industrie te kunnen
onderbrengen. Het is de bedoeling dat voorlopig slechts één hal wordt
gebouwd, en dat Burgemeester en Wethouders zekere vrijheid krijgen
om dat te doen. De raad kan altijd nog volledig worden voorgelicht.
Spreker zou niet gaarne zien, dat het voorstel niet zou worden aange
nomen. De gemeente moet hier klaar staan. Hier komt nog bij, dat an
dere gemeenten, zoals Rotterdam en Dordrecht, Bredase arbeiders be-
ginnen aan te trekken. We moeten hier echter een reserve hebben voor
de industrie-arbeiders. Daarom is het zaak om enthousiast te zijn over de
houding van Burgemeester en Wethouders om te trachten uit deze im
passe te geraken.