11 APRIL 1956 113 De heer BASTIAANSEN merkt op dat uit het voorstel niet blijkt of de aanvrager getracht heeft gebruik te maken van de middenstands- kredietbeschikking. Spreker meent dat de gemeente op eigen terrein moet blijven. De gemeentelijk hypotheekregeling beoogt de bevordering van het eigenhuis-bezit. Nu de landelijke overheid de financiering van bedrijfspanden en inrichting heeft geregeld moet de gemeente zich op dit punt terugtrekken. Spreker wil de onderhavige aanvrage nu niet ophouden en gaat wel met het voorstel akkoord, doch zou gaarne zien, dat nog eens nagegaan wordt of voor het bedrijfsgedeelte van het onder havige pand financiering via de middenstandskredietregeling mogelijk is. Wethouder MEIJS kent deze regeling wel doch weet niet of deze al werkt. Hij wijst erop dat twee eerste hypotheken verlenen op één pand niet uitvoerbaar is. Hij heeft er echter geen bezwaar tegen de mogelijk heden, welke de heer Bastiaansen noemde ten aanzien van deze aan vragen te onderzoeken. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 31a. Het beschikbaar stellen van kredieten voor in 1956 te verrichten kapitaalsuitgaven door het electriciteits-, het waterleiding- en het gas bedrijf. 31b. Het beschikbaar stellen van een krediet voor de aanschaffing van een viertal mobilofoonapparaten. 32. Delegatie van de bevoegdheid tot het benoemen van gemeente lijke lijkschouwers. 33. Wijziging van bezoldigingsregelingen. 34. Regeling van de vakantieuitkering. De Raad besluit overeenkomstig deze voorstellen. 35. Het verlenen van non-activiteitsverlof aan Dr. Mr. H. Houwens- Post. Wethouder STUBENROUCH deelt mede, dat met betrekking tot het onderhavige voorstel het advies van de inspecteur der gymnasia is ont vangen. In verband met dit advies adviseert spreker het verlenen van het verlof zonder behoud van bezoldiging als volgt te formuleren. Dat de heer Houwens-Post voor de duur van het schooljaar 56/57 verlof zonder behoud van bezoldiging wordt verleend, onder voorwaarde, dat hij de door de gemeente ingevolge de art. 35 en 36 der pensioenwet 1922 verschuldigde pensioensbijdrage over het jaar 1957 aan de gemeente Breda restitueert, en onder voorwaarde, dat door het verlenen van dit verlof naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders de voorziening in de door zijn vertrek ontstane vakature niet wordt belemmerd. De heer RATTINK vraagt of de pensioensbijdrage over het jaar 1956 niet moet worden betaald. Wethouder STUBENROUCH antwoordt dat de pensioensbijdrage over 1956 reeds aan het begin van het jaar door de gemeente is gestort. Het is nu alleen nog mogelijk over 1957 te verhalen. De heer TOXOPEUS vreest dat de clausule „dat door het verlenën

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 113