148 6 JUNI 1956 11. Verhoging subsidie Plaatselijke Commissie Huishoudelijke Voor lichting. Overeenkomstig het voorstel wordt besloten. 12. Gemeentelijk Studiefonds. De heer BASTIAANSEN zegt dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders de biizondere belangstelling en waardering van hem en zijn fractiegenoten heeft. Enige bedenkingen tegen dit voorstel zijn door de nota van wijzigingen in de statuten van de „Stichting Breda's Studie fonds" reeds opgelost. Spreker wenst echter nog enige bepalingen in de statuten onder de aandacht van Burgemeester en Wethouders te brengen. In artikel 5 onder b. van de statuten staat dat 2 leden van de ge meenteraad zitting hebben in het bestuur van de Stichting. De vraag doet zich voor of beëindiging van het raadslidmaatschap tevens de be ëindiging van de bestuursfunctie met zich medebrengt. Spreker meent dat dit niet voldoende is omschreven. In artikel 21 zou volgens spreker nog moeten worden toegevoegd: „en/of bestuur". Tenslotte brengt spreker lof voor de snelle wijze van afdoening door Burgemeester en Wethouders van het principebesluit destijds genomen in de bijzondere raadszitting ter gelegenheid van de geboorte van de lOO.OOOste inwoner en hij hoopt, dat het Fonds veel goeds zal kunnen doen voor de bevolking. De heer RATTINK zegt destijds in vreugdevolle stemming het prin cipebesluit te hebben genomen. Thans is hij ook wederom verheugd over de snelle afdoening van het besluit. Hij weet uit eigen wetenschap hoe moeilijk het is zijn kinderen te laten studeren vooral als de beurs te smal is. Spreker kan zich volledig met het voorstel verenigen en hoopt dat deze eerste stap van Burgemeester en Wethouders op dit terrein nog door meerdere gevolgd zal worden. Spreker dankt Burgemeester en Wethouders voor de overname van enige wijzigingen van de statuten, die hij in de onderwijscommissie had bepleit. sl Mevrouw VAN MIERLO wijst op een redactiefout in het voorstel. In de voorlaatste alinea van het voorstel staat vermeld, dat een voorstel tot benoeming van de in artikel 5 onder a en b van de stichtingsakte bedoelde leden zo spoedig mogelijk zal worden gedaan. Onder a. is echter de wethouder van onderwijs genoemd, die ambtshalve voorzitter is. Bedoeld zal echter wel zijn de onder b en c genoemde leden. De heer WEZENBEEK zegt dat volgens de nota van wijzigingen het gestelde in artikel 3, sub 3 vervalt. Gaarne zou hij de motivering hiervan vernemen. De VOORZITTER antwoordt, dat het bepaalde in artikel 3, sub 3 ook tevens geregeld was in artikel 10, sub 4. De heer VAN BOXTEL vraagt hoe artikel 9, sub c van de stichtings akte moet worden geïnterpreteerd. Hij kan zich indenken dat aan een sychotechnisch en een medisch onderzoek behoefte kan bestaan, doch ij meent bezwaar te moeten maken indien deze onderzoeken imperatief worden voorgeschreven. Wethouder STUBENROUCH is met de leden van de Raad verheugd,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 148