11 JULI 1956 167 De Heer KRAMERS merkt op, dat in het voorstel ten onrechte ver meld staat „1957" in plaats van „1956". De Heer MINDERHOUD vraagt of er bij de aanleg van de recreatie gelegenheid aan de Dreef een aparte ingang van uit de Doelen komt. De Heer VERMEULEN zegt dat het prettig is, dat Burgemeester en Wethouders zo actief zijn bij het creëren van speelgelegenheden. Zijn fractie is dan ook gaarne bereid eventueel de gevraagde gelden te vo teren. Hij zou echter willen zien, dat de raad medezeggenschap kreeg in de samenstelling van de comité's, die deze speelgelegenheden gaan exploiteren. Het is hem nl. bekend, dat in verschillende stadswijken hier over verschil van opvatting bestaat. Spreker vindt het echter beter, dat, alvorens de samenstelling der comité's in het openbaar in de Raad wordt besproken, hierover eerst binnenskamers wordt gesproken. Voorts vindt spreker, dat Burgemeester en Wethouders bij hun voor stel aan de Raad onvoldoende rekening hebben gehouden met de op merkingen van Openbare Werken inzake de exploitatie van de rol- schaatsenbaan aan de Dreef. Er blijkt nog een bespreking te zijn ge weest met het voorlopig comité, deze bespreking is althans schriftelijk bevestigd, doch daarin is van de voorwaarden waaronder de exploitatie zou geschieden geen sprake. Spreker voelt er niets voor 17.000,te voteren voor de aanleg van een rolschaatsenbaan op particulier terrein, zonder dat hier voldoende zekerheid is, dat de exploitatie geschiedt in overeenstemming met de wens van het gemeentebestuur. De Heer HULSKRAMER heeft veel lof voor de plannen. Spreker wil echter wel vragen, of er in de speeltuinen wat banken kunnen worden geplaatst voor de ouders en anderen die de kinderen vergezellen. De Heer MOL heeft in de Bouwcommissie de tekeningen gezien. Het is hem persoonlijk opgevallen, dat het grachtje langs de speeltuin in het Liniekwartier gevaar oplevert voor de jeugd. Kinderen zijn nu eenmaal op water gesteld. Het verdient aanbeveling, dat op een of andere wijze het grachtje onbereikbaar gemaakt wordt voor de jeugd. De Heer VAN BIJNEN zegt, dat het hem bij het lezen van het voor stel duizelde van de bedragen. Hij wijst er op, dat bij de Fatimakerk nog een speeltuin ligt, die reeds te klein wordt. Als de bebouwing in die buurt voortschrijdt zal ongetwijfeld aan vergroting van deze speel- gelegenheid moeten worden gedacht. De Heer BRINKERHOF zegt naar aanleiding van de opmerking van de Heer Mol, dat de Bouwcommissie met algemene stemmen met het voorstel akkoord gegaan is. Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat met de suggestie van de Heer Verschuren wel rekening zal kunnen worden gehouden. Met de Heer Kramers is hij het eens, dat „1957" in het voorstel dient te worden gewijzigd in „1956". Met de opmerkingen van de Heren Minderhoud, Hulskramer en Mol zal bij de realisering van de plannen rekening worden gehouden. Wat) het gezegde van de Heer van Bijnen betreft lijkt het spreker het beste toe rustig de ontwikkeling af te wachten. Mocht er ten opzichte van de speeltuin in de Fatimawijk te zijner tijd enige maatregel nodig zijn dan zullen Burgemeester en Wethouders de nodige voorstellen wel doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 167