168 11 JULI 1956 Voor de opmerking van de Heer Vermeulen betreffende de exploi tatie zou spreker willen verwijzen naar het voorstel van Burgemeester en Wethouders, waarin wordt gesproken van „comité's welke naar de mening van het college voldoende representatief zijn en tot een exploi tatie in staat geacht mogen worden". De zaak zit zo, dat Burgemeester en Wethouders de raad bepaalde kredieten vragen. Als de raad deze kredieten verleent, dan behoort de verdere uitvoering van de werken aan het college van Burgemeester en Wethouders. Als hierbij met goed vinden van de Raad, comité's worden ingeschakeld, dan is de samenstel ling van de comité's allereerst een zaak van Burgemeester en Wethouders. Inderdaad ligt de rolschaatsenbaan in Princenhage op particulier ter rein. Als de Raad het gevraagde krediet toestaat, dan zullen Burge meester en Wethouders diligent zijn met betrekking tot de aanleg en de exploitatie van deze rolschaatsenbaan. Het ligt nu in de bedoeling om 3 speeltuinen te realiseren in 3 grote wijken van de stad. Burgemeester en Wethouders hopen deze speel tuinen snel te doen aanleggen. De Heer VERMEULEN zegt, dat hij de samenstelling der comité's dan in openbare vergadering in discussie zal brengen. Liever had hij overleg binnenskamers gehad doch daarvoor voelt de Wethouder blijk baar niet. Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat hij liever onderling over leg heeft, dan een openbare discussie, doch hij wil de ontwikkeling liever afwachten. De Heer VERMEULEN zegt, dat, als er binnenskamers geen over eenstemming wordt verkregen, hij dan in het openbaar hierop zal terugkomen. De VOORZITTER merkt op, dat hij eigenlijk niet goed begrijpt waar de pijn zit. Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat het college in zijn voor stel heeft gesteld, dat het beheer van de speeltuinen door representatieve comité's zal geschieden. De Heer VERMEULEN zegt, dat het gaat over de vraag, wat onder- representatief moet worden verstaan. Daarover verschillen de wethouder en snreker van mening. De VOORZITTER zegt, dat dit als zijnde uitvoering tot de taak van Burgemeester en Wethouders behoort. Burgemeester en Wethouders zijn hierover verantwoording schuldig aan de Raad. Als het college t.z.t. een comité aanwijst en dit comité is volgens de Raad niet represen tatief, dan kan een interpellatie volgen. De Heer VERMEULEN zegt, dat er thans reeds contacten met de comité's worden gelegd. Het is prettiger reeds thans op het bestaan van meerdere groepen te wijzen, die zitting in een comité wensen te nemen, dan er later in de Raad op te moeten terugkomen. De VOORZITTER acht het niet juist om deze zaak thans reeds in discussie te brengen. Beter is eerst definitieve resultaten af te wachten. De Heer VERMEULEN zegt nog dat hij zich het recht voorbehoudt over deze kwestie t.z.t. in de Raad terug te komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 168