8 AUGUSTUS 1956 197 basis moeten hebben overeenkomende met de samenstelling der gehele Brabantse bevolking. De heer VAN BOXTEL weet als bestuurslid der stichting wat meer van de zaken af. Verschillende kleinere gemeenten hebben reeds subsi dietoezeggingen gedaan. Wat betreft de pensionering kan worden mede gedeeld, dat de toneelraad een pensioenfonds heeft; in de post voor salarissen is een bepaald bedrag voor praioenpremies begrepen. De op merking over de schakering van het bestuur is naar sprekers mening te vaag geformuleerd. Als Burgemeester en Wethouders wensen hebben zullen deze duidelijk moeten zijn. De heer MENDES sluit zich gaarne aan bij de woorden van Mej. t' Sas. Spreker heeft met belangstelling het boekje van het openings repertoire gelezen. Hij vindt de keuze der stukken buitengewoon ge lukkig. Wel heeft hij nog enige vragen te stellen: geadviseerd is een subsidie van 12.000,in het exploitatietekort toe te kennen onder nader te stellen voorwaarden. Welke zijn deze voorwaarden? Als deze nog niet gedetailleerd zijn, wat betreffen deze dan? Gaat dit over de financiën? Heeft het zuidelijk toneel het plan uitsluitend door middel van uitkoopverenigingen op te treden, of zijn er ook z.g. vrije voor stellingen te verwachten? De heer MINDERHOUD heeft uit de bestuurssamenstelling gezien dat er maar één bestuurslid is, dat niet katholiek is, n.l. Ds. Oskam uit 's-Hertogenbosch. De heer BRINKERHOF wil zich eveneens gaarne aansluiten bij de woorden van Mej. t' Sas. Spreker wil gaarne vragen of er bij de vrije voorstellingen rekening zal worden gehouden met de minder draag- krachtigen, die niet zijn aangesloten bij de uitkoopverenigingen. Ook in verband met het Brabantsch Orkest heeft hij reeds vroeger een der gelijke vraag gesteld. Wethouder STUBENROUCH wil allereerst danken voor de vriende lijke woorden, waarmede dit voorstel is ontvangen. Met de oprichting van het zuidelijk toneel zijn we een stap verder naar de culturele ont sluiting van dit gewest. Hij hoopt dat de start goed zal zijn en tot dui delijke tastbare resultaten zal leiden. De heer van Boxtel heeft al enige vragen beantwoord in de geest waarin spreker dit had willen doen. De pensioenskwestie is uitermate belangrijk; spreker is van dit punt nog niet geheel zeker. De vraag is n.l. of het zuidelijk toneel is aangesloten bij de toneelcoördinatie. Is dit zo, dan houdt de post salarissen tevens een pensioenvoorziening in voor het toneelpensioenfonds, waarin ook het Rijk bijdraagt. Spreker zal dit in het stichtingsbestuur nog aan de orde stellen. De bestuurssamenstelling, waarover de heer Vermeulen sprak, is uiteraard een belangrijke kwestie. Naar sprekers mening be hoort deze samenstelling van een brede opzet te getuigen, maar men moet ook de nodige deskundigen in het bestuur hebben, waarbij de diverse gemeentebesturen tevens zijn ingeschakeld. Bovendien is er kontakt geweest met Limburgse en Zeeuwse kringen over de samen stelling in het bestuur als deze zouden toetreden. Op de eerste vraag van de heer Mendes kan spreker antwoorden, dat het hier de bekende voorwaarden op financieel terrein zijn, zoals inzage van rekeningen en verantwoording en boekenonderzoek. Wat de tweede vraag betreft: het zuidelijk toneel zal moeten werken met de concrete situatie, zoals die zich in de divese plaatsen voordoet. In Breda is het zo, dat men met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 197