31 AUGUSTUS 1956
203
Na het uitstel door Provinciale Staten hebben Burgemeester en Wet
houders onmiddellijk aan Gedeputeerde Staten gevraagd om overleg
tussen Gedeputeerde Staten, het voorlopig bestuur en de bezwaarde
gemeenten ten overstaan van een notoir onpartijdig deskundige, waarbij
dezerzijds was gesuggereerd het waterloopkundig laboratorium Delft.
Hierop antwoordden Gedeputeerde Staten bij brief van 11 juli 1956,
dat eerst het nieuwe voorstel van Gedeputeerde Staten moest worden
afgewacht en dan het dezerzijds verlangde gesprek zou kunnen worden
gehouden.
Het nieuwe voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 8 augustus 1956 is
14 augustus 1956 hier ingekomen. Mogelijkheid om bezwaren in te
brengen is er tot en met 3 september.
Met het eerste voorstel waren er de volgende verschillen:
1. het gebied van boven 4 m werd buiten het hoogheemraadschap ge
laten. Er werd een nieuwe klasse ingesteld voor de gronden gelegen
tussen de bandijk en de slaperdijk met een belastbaarheidsfactor 5.
Deze factor bedraagt voor de gronden beneden de 2l/z m-lijn 4 en
voor de gronden tussen de 2y2 m- en 4 m-lijn 1. Eén ha ongebouwd
welke oorspronkelijk werd gelijkgesteld met 300,belastbare
opbrengst gebouwd, werd nu 100,hoewel het volgens Gedepu
teerde Staten eigenlijk moest zijn 50,is gelijk aan 1 ha. dit
laatste tot troost voor wie het aanging.
Dit nieuwe voorstel betekent voor Breda voor gebouwde eigendommen
een drievoudige verzwaring ten opzichte van het oorspronkelijke voor
stel, terwijl een zesvoudige verzwaring in het vooruitzicht werd gesteld.
In overleg met de gemeenten Roosendaal, Bergen op Zoom en Etten
zal nu aan Provinciale Staten worden medegedeeld:
1. het waterstaatkundig bezwaar:
a. de hoogwaterlijn van 1953 dient gehandhaafd te bhjven;
b. Breda loopt geen stormvloedgevaar, waartegen de Bandijk be
scherming kan geven. De verleiding van het Voorlopig Bestuur
om de hoogtelijn van 2Vk m naar 4 m te verschuiven is echter
volkomen begrijpelijk.
2. de classificatie is onvoldoende. Het systeem van lastenheffing, waar
bij gebouwde eigendommen naar de waarde en de ongebouwde naar
de oppervlakte worden aangeslagen is onjuist.
3. het juridisch bezwaar: de belasting van de gemeenten als zodanig
is in strijd met grondwet en wet.
Er zullen misschien personen zijn, die deze zaak nu zo willen voor
stellen, dat Breda zich wil onttrekken aan haar verplichting als streek-
centrum. Dezulken wenst spreker uit te nodigen de verslagen na te zien
van de evacuatie en de hulpverlening bij de ramp in 1953. Men moet
echter niet proberen om de ontegenzeggelijk hoge lasten van dijkver
zwaring, waarvoor allereerst de direct beschermden en dan subsidiair
de provincie en de Staat volgens grondwet en wet aansprakelijk zijn,
af te schuiven op de draagkracht van de grotere gemeenten, die noch
juridisch aansprakelijk zijn noch watertechnisch beschermd worden en
bovendien af te schuiven zonder behoorlijk vooroverleg of opening van
zaken. In dit geval zal men, naar spreker meent, een verweer ontmoeten
met alle middelen van de rechtsstaat. Breda dankt haar geschiedkundig
ontstaan aan haar natuurlijk beschermde ligging aan de rand van het nog
niet door dijken beschermde gebied. Op die gunstige ligging zal Breda
zich in rechte blijven beroepen.