12 SEPTEMBER 1956 227 vergadering. De woningbouw is van te grote importantie en de Raad is niet in de gelegenheid geweest om het plan behoorlijk te bestuderen. De heer KROON sluit zich aan bij het betoog van de heer Sonder- rneijer. Hij heeft tot zijn grote verwondering gehoord, dat de bouwcom missie niet heeft vergaderd over dit plan en acht dit een gebrek aan respect voor de gemeenteraad. Wellicht hebben Burgemeester en Wet houders geredeneerd, dat de Raad het zonder meer wel goed zal vinden. Spreker is van mening dat voorstellen als het onderhavige door de Raad bekeken moeten kunnen worden. Het voorstel van de heer Sondermeijer tot aanhouding zal hij ondersteunen. De heer MOL zegt, dat het voorstel wel in de bouwcommissie is ge weest met een goede gedocumenteerde toelichting. De 162 flatwoningen zijn een onderdeel van het plan tot bouw van 500 woningen. De afspraak is dat van de te bouwen woningen 40°/o flatwoningen zullen zijn. Voor het Brabantpark B is deze afspraak nagekomen. In principe kan de Raad daarom geen bezwaar maken tegen dit voorstel tot het bouwen van flats. Deze woningen geven een goed verzorgde indruk en zijn natuurlijk ta melijk klein, doch zijn bewust berekend voor kleine gezinnen. Inderdaad was dit voorstel voor spreker een verrassing, doch een blijde. Het zijn toch immers weer 162 woningen. Het Ministerie stelt het op prijs, dat er gebouwd wordt naar bouwcapaciteit. Deze capaciteit is er thans en daar om hebben de Wethouder en de dienst van Openbare Werken alles ge daan, dit plan, dat past in het continue-systeem, thans nog aan de Raad voor te leggen. Spreker kan zich niet voorstellen, dat de Raad kritiek heeft op de voortvarendheid van Burgemeester en Wethouders. Het voorstel tot bouw van het restant van het plan van 500 woningen voor het Brabantpark zal zo spoedig mogelijk de Raad moeten bereiken. De heer VAN BOXTEL zou gaarne naar aanleiding van de door de heer Mol gesproken woorden vernemen of de aan het plan ontbrekende gezinswoningen snel zullen kunnen worden gebouwd. Anders kan hij niet begrijpen, dat de heer Mol zo enthousiast is voor dit plan. Vroeger hebben Burgemeester en Wethouders altijd gesteld, dat de bouw van eengezins woningen niet mogelijk was in verband met de „curve-prijs" van het Ministerie. Bovendien acht spreker het niet juist, dat aan de Raad, zonder dat er gelegenheid is gegeven voor nadere bestudering een dergelijk groot object ter goedkeuring wordt voorgelegd. Daarom zal hij het voorstel van de heer Sondermeijer tot aanhouding van dit agendapunt ondersteu nen. Tenslotte merkt spreker op, dat er toch, indien de nodige spoed moet worden betracht, een extra raadsvergadering kan worden belegd. De heer BRINKERHOF onderschrijft de woorden, gesproken door de heer Mol. Inderdaad acht spreker het te investeren bedrag hoog, doch men mag niet uit het oog verliezen, dat deze woningen geheel „aange kleed" zijn. Hij is de mening toegedaan, dat de Minister zijn goedkeuring aan het plan zal hechten. De heer BLIEK sluit zich ook aan bij het betoog van de heer Mol, en meent, dat de goedkeuring van dit plan niet moet worden gekoppeld aan de zekerheid over de ontbrekende eengezinswoningen van het plan. Spreker zou zeer verheugd zijn, als men spoedig met de bouw van deze ctagewoningen zou kunnen beginnen. Mejuffrouw KOPPELAAR meent, dat het in 1948 was, dat zij haar eerste betoog hield tegen de bouw van etagewoningen. Zij kan volkomen de woorden van de heer Van den Eeden onderstrepen. Indien er tot hoog-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 227