248 17 OKTOBER 1956 bedoelt in het bijzonder verdiensten op cultureel gebied te honoreren. De voorzitter sprak in dit verband over „uitsluitend". Dit is dus een ander begrip dan in het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Spreker acht in het algemeen de motivering onvoldoende. Het feit, dat de gemeente beschikt over een penning, welke slechts een facet der ge meentelijke bemoeiingen dekt, is geen reden om weer een andere pen ning te bedenken. In ons goede land zijn er verschillende mogelijkheden. Het gaat erom iemand in het openbaar dank te betuigen. Als de bestaan de mogelijkheden daartoe geen uitkomst bieden betwijfelt spreker of daarom een nieuwe penning moet worden ingesteld. Over enige jaren kan er wel weer een reden zijn om een penning in te stellen. Als men in organisatieverband dergelijke eretekenen toekent, heeft dit spreker's er kenning. Het gaat dan echter om verdiensten binnen het verband der organisatie. Deze hebben geen publieke betekenis. Het gaat spreker niet om de gevraagde 1000,hij is echter niet van de noodzaak van deze penning overtuigd en kan dan ook niet met het voorstel van Burgemees ter en Wethouders meegaan. De heer VERMEULEN kan zich na de gegeven toelichting volledig met het voorstel van Burgemeester en Wethouders verenigen. Deze pen ning is een sluitstuk; de erepenning is exclusief, de tweede betreft cultu rele werkzaamheden, de derde heeft een algemeen karakter. Spreker is het niet eens met het betoog van de heer Bastiaansen. Ook een gemeente is een interne organisatie. Er zijn personen, welke daarin grote verdien sten verworven hebben, die niet in een landelijke onderscheiding tot uitdrukking komen. De heer NIEUWLAAT stemt in met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dit in afwijking van de mening van de heer Bastiaansen. Hij ziet de legpenning niet alleen als een persoonlijke waardering, maar acht deze ook van belang voor het richten van de publieke belang stelling. Spreker denkt in dit verband aan kerkebouw en dergelijke. De naamsaanduiding acht hij minder gelukkig. Ze kan duiden op groei door bevolkingsaanwas. Hij gaat echter gaarne met het voorstel akkoord. De heer VAN BIJNEN meent dat er reeds voldoende mogelijkheden van erkenning van verdiensten zijn en heeft daarom aan deze penning niet zoveel behoefte. Hij is tegen het voorstel. De heer TOXOPEUS heeft niet de verwachting dat de waarde van de andere penningen door de voorgestelde uitbreiding zal verminderen. Wel zou het kunnen zijn, dat de onderhavige penning devalueert als er lang over gepraat wordt. Hij is dan ook zonder meer voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Mejuffrouw t' SAS gaat met het voorstel akkoord. Zij doet de sug gestie om voor het ontwerp van de penning contact te zoeken met een Bredaas of Brabants kunstenaar. De heer MINDERHOUD wil alleen maar zeggen: niet praten doen! De VOORZITTER vraagt of de leden stemming wensen. Dit niet het geval zijnde wordt het voorstel van Burgemeester en Wet houders aangenomen. De heren Bastiaansen en van Bijnen wensen aan tekening te hebben tegengestemd. 21. Subsidie aan het K.S.K.I. Wethouder MEIJS merkt op dat het uitgewerkte voorstel door een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 248