24
11 JANUARI 1956
stem geven aan het voorstel. Hij vindt het jammer, dat Burgemeester en
Wethouders niet 3.000,hebben voorgesteld.
De heer KLOMPERS zegt het volgende.
Mijnheer de Voorzitter,
In het Centraal Rapport van het afdelingsonderzoek der gemeente
begroting 1956, gehouden op 26 september 1956, wordt onder volgno.
712A o.m. gevraagd of het voorgestelde subsidie van 1.000,- niet
veel te weinig is voor de te houden Carnavalsoptocht. Deze is door ge
brek aan financiële middelen toch al niet bijzonder aantrekkelijk. Dit
uitgetrokken kleine bedrag lijkt niet aan het doel te beantwoorden: het
dubbele zou nauwelijks toereikend zijn.
Het antwoord hierop van Burgemeester en Wethouders luidt: Naar
onze mening moet de carnavalsoptocht niet in hoofdzaak door gemeente
gelden worden gefinancierd, doch dient vooral het particulier initiatief
daarvoor de nodige middelen bijeen te brengen.
Met bijzonder genoegen lees ik in het huidige voorstel van Burgemees
ter en Wethouders het jaarlijkse subsidie te verdubbelen en op 2000,
te brengen.
Mijnheer de Voorzitter, ik juich het toe, dat in zo korte tijd een keer
ten goede is gekomen in de bijdragen van particulieren, hetgeen blijkbaar
Burgemeester en Wethouders er dan ook toe gebracht heeft opgemeld
voorstel te doen. Maar Mijnheer de Voorzitter, kan men, als het parti
culier initiatief een som van 15.000,bijeenbrengt nog wel spreken
van in hoofdzaak financieren door gemeentegelden, als de gemeente niet
meer dan 2.000,- zou bijdragen? Kan men in dit geval wel eigenlijk
de norm aanleggen, dat met verdubbeling van het vorige subidie moet
worden volstaan? De verhouding ligt ditmaal toch wel geheel anders.
Het nu voorgestelde subsidie is hoogstens een negende van de totaal
geraamde som. Moeten wij nu zo schriel blijven en dat in de grootste der
steden, die in Nederland aan een carnavalsviering doen? De vraag om
3.000,subsidie te verlenen lijkt mij toch niet overdreven; zijnde een
zesde van wat aan kosten geraamd wordt. Zeker: het is mogelijk, dat er
nog baten komen zoals Burgemeester en Wethouders stellen, doch even
zeer is het omgekeerde mogelijk.
Men tracht en het moet gezegd worden, met succes, het carnaval te
Breda op hoger niveau te brengen. Aan de optochten wordt steeds meer
zorg besteed en stilaan worden deze dan ook een attractie voor onze
stadgenoten en niet te vergeten voor de bewoners der agglomeratie, die
in steeds grotere getale op die dagen Breda bezoeken. Den Bosch en Ber
gen op Zoom trekken dicht bij de 100.000 bezoekers bij de bekende op
tochten en de ontvangst van Prins Carnaval. Ook hier gaat het de goede
richting uit. Als geboren Bossenaar ligt een goede Carnavalsviering mij
na aan het hart. Degenen, die nu eenmaal principieel tegen dit feest
van zotternij gekant zijn niet inbegrepen, heeft het overgrootste deel van
jong en oud pret in dit bij uitstek vrolijk volksvermaak. Men geniet van
de kolder, de grappen, de leut, die bij velen gedurende drie dagen, en
dit lijkt een contradictie, de maskers van het gezicht doet vallen en zo-
velen in hun ware aard van bonhommie, bruisende levenslust en vitaliteit
toont. Hier geen volksfeest, waarvoor het publiek betaalt, maar het koste
loze geklater van de hartelijke lach. De B.C.V. heeft getoond aan dit
alles bij te dragen en tevens de lijn van het geoorloofde met alle kracht
te propageren en voor te staan. Met alle dankbaarheid voor het voorstel
van Burgemeester en Wethouders moge ik dan ook het voorstel doen,
het verzoek van de Bredase Carnavalsvereniging in te willigen en het
subsidie te brengen op ten hoogste 3.000,