252
17 OKTOBER 1956
31. Aanwijzing van W. J. Vernooij als tijdelijk administrateur van het
grondbedrijf.
32. Beschikbaarstelling van gelden in verband met restauratie van
het carillon.
De Raad besluit overeenkomstig deze voorstellen en dit pre
advies.
33. Verdeling van het toneelsubsidie.
De heer MENDES wil naar aanleiding van het ter visie gelegde over
zicht gaarne twee vragen stellen. In de eerste plaats is het hem opgeval
len dat van enige uitkoopverenigingen een volledige specificatie is ge
geven van hun gestes in financieel opzicht. Eén vereniging ontbreekt in
dit overzicht. Wordt er met twee maten gemeten of is het rapport van
die andere vereniging per abuis niet bijgevoegd? De tweede vraag be
treft het slot van het rapport. De commissie stelt enigszins imperatief
dat het volgend seizoen met een belangrijk lager subsidie aan uitkoop
verenigingen kan worden volstaan. Het daaruit te verwachten verschil
zou ter beschikking gesteld moeten worden van een comité voor 4 jeugd
voorstellingen. Spreker vindt dit een eigenaardige wending in dit rap
port. Eerst wordt een voorstel gedaan aan Burgemeester en Wethouders
en dan aan de Raad. Het subsidie was voor de uitkoopverenigingen.
Spreker voelt niets voor een verlaging van dit subsidie. De uitkoop
verenigingen hebben met belangrijke kostenstijgingen te maken o.m.
zaalhuur.
Wethouder STUBENROUCH is het niet geheel duidelijk wat de heer
Mendes met zijn eerste vraag bedoelt. Hij meent te begrijpen dat één
vereniging niet op het overzicht voorkomt. Deze komt niet in aanmer
king voor enig subsidie uit het crediet van 15.000,In verband met
de tweede vraag van de heer Mendes wil spreker herinneren aan het
besluit tot instelling van het toneelsubsidie. In de eerste plaats moet
de uitkoopverenigingen het leven mogelijk gemaakt worden. Ook voorziet
dit subsidie in het doen opvoeren van voorstellingen, die een belangrijk
cultureel aspect beogen, maar overigens zeer kostbaar zijn. Daarnaast
zou stimulerend moeten worden gewerkt onder de jeugd. Er is bereids
een comité voor het aantrekken van voorstellingen voor de schoolvrije
jeugd gevormd. Het raadsbesluit had de bedoeling het college van Bur
gemeester en Wethouders in staat te stellen de onderhavige doeleinden
na te streven. De uitkomsten zouden aan de Raad worden overgelegd,
maar de besteding blijft een zaak van Burgemeester en Wethouders.
De heer MENDES meent dat de wethouder zich vergist in de strek
king van zijn eerste vraag. Er zijn cijfers gegeven van twee uitkoopver
enigingen. De derde gesubsidieerde vereniging staat er niet in. Voor het
overige is spreker een vurig voorstander van jeugdvoorstellingen maar
anderzijds mogen er geen moeilijkheden voor de uitkoopverenigingen
ontstaan.
Wethouder STUBENROUCH antwoordt dat gestreefd moet worden
naar een gezonde toneelsituatie. Er zal echter wel steeds een onrendabel
gedeelte blijven. Door toeneming van het bezoek zullen de nadelige
saldi afnemen. Uit het crediet van 15.000,kunnen dan de andere
aspecten van deze subsidiëring ruimer gehonoreerd worden. Ten aanzien
van de eerste vraag kan spreker antwoorden, dat er inderdaad een lacune