17 OKTOBER 1956
255
De heer BRINKERHOF herinnert eraan, dat hij nog geen antwoord
ontvangen heeft op de tweede vraag, door hem in de vorige vergadering
gesteld.
De heer KOOLS merkt op, dat achter de Piet Heinlaan een flink stuk
grond braak ligt. Welke bedoeling heeft men met dit terrein? Het wordt
langzamerhand een vuilnisbelt.
Voorts zal spreker gaarne vernemen waarom de nieuwe riolering in
de Piet Heynlaan over een afstand van 50 a 60 meter benevens een grote
z.g. zinkput worden verwijderd. Indien hier een fout is gemaakt, wie is
hiervoor dan financieel aansprakelijk?
De heer LAUWERIJSSEN zegt het volgende:
„Op 4 oktober 1956 moest ik te 6.30 uur n.m. voor de overweg aan de
Leegstraat blijven staan omdat deze gesloten was; er passeerde een
personentrein uit de richting Breda. Hoewel de overweg aan mijn west
zijde werd geopend bleef de overweg Leegstraat gesloten. Ongeveer 7
minuten na de personentrein kwam er een locomotief uit de richting
Breda. Wederom werd de overweg aan de westzijde geopend, doch die
aan de Leegstraat bleef gesloten totdat er ongeveer 6 minuten later een
goederentrein passeerde in de richting Breda. Eerst daarna werd de over
weg Leegstraat geopend. Een politieagent aan de overzijde bleek toen
reeds twintig minuten te hebben gewacht. De verleiding is dan ook
groot om onder de gesloten spoorbomen door te kruipen. Dit schijnt
inderdaad niet zelden te gebeuren. Het voorbeeld van de volwassenen is
uiteraard afkeurenswaardig wegens de gevaren voor de kinderen die dit
navolgen. Zie het gebeurde in Zevenbergen. Hieraan dient dan ook op
korte termijn paal en perk te worden gesteld, vooral in het belang van
de jeugd. Ik doe een beroep op Uw College en de Directie van de
Nederlandse Spoorwegen te verzoeken om het wachten tot een minimum
te beperken".
De VOORZITTER zegt toe een onderzoek te zullen doen instellen,
doch wijst er tevens de heer Lauwerijssen op, dat de rondvraag bedoeld
is voor het stellen van bondig geformuleerde vragen.
De heer TOXOPEUS verzoekt de verkeerssituatie op het Stationsplein
te herzien.
Mejuffrouw KOPPELAAR constateert dat binnen enkele maanden
voor de tweede maal brand is uitgebroken in het woonwagenkamp. De
Brandweer verdient voor haar optreden alle lof, doch was te laat omdat
voor de overweg moest worden gewacht. Zou er in het kamp niet enige
outillage kunnen worden aangebracht, opdat de kampbewoners in geval
van brand een begin kunnen maken met blussingswerk. De kampbewo
ners hebben de aanwezigheid van de burgemeester tijdens de brand
zeer geapprecieerd.
De heer VERMEULEN vraagt of het mogelijk is, zolang het hoog-
spoor nog niet is gerealiseerd, aan de Belcrumzijde brandweermateriaal
permanent gereed te houden.
De VOORZITTER deelt mede, dat de commissie voor onderzoek van
de geloofsbrieven naar aanleiding van haar onderzoek geen bezwaren
heeft tegen toelating van het nieuw benoemde raadslid, de heer G. W.
Loomans.
ER te 22.15 uur de vergadering.
e Voorzitter,