26
11 JANUARI 1956
particuliere zijde wordt aangetoond, dat de mentaliteit van de bevolking
te veranderen is.
De heer SONDERMEIJER is het ten dele eens met de heer Van
Bijnen. Het publiek leeft inderdaad nog niet mede. De carnavalsvereni
ging is zich echter aan het vernieuwen. Daarom zal spreker aan het
voorstel van Burgemeester en Wethouders zijn stem geven. De optocht
is een hoogtepunt in de feestviering. Bij de optocht hebben zich nimmer
excessen voorgedaan. Spreker stelt voor een eenmalig subsidie te ver
lenen van 2.500,
Mejuffrouw t' SAS heeft reeds enige affiches gezien met „Breda Car-
navalsstad". Wij moeten trachten van Breda een echte carnavalsstad te
maken. Zij verenigt zich gaarne met het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
Wethouder MEIJS gevoelt een sterke neiging om de Raad te analy
seren in drie groepen, elk met een verschillende mentaliteit en wel
1. de geboren Bredanaars;
2. de import uit de provincie Noord Brabant en
3. de import van boven de rivieren. Op een interruptie van de heer
Vermeulen, dat hij wel geboren Bredanaar is, antwoordt spreker, dat
uitzonderingen de regel bevestigen. Inderdaad leeft de Bredase bevolking
nog niet volkomen mee. De optocht bestaat dan ook nog niet zo lang.
De optocht wordt echter steeds beter. Deze bevindt zich nog in een
groeiproces. Als men van Carnavalsviering houdt moet het subsidie toch
wel omhoog. Als men de optocht ziet, dan is er toch telkenjare een ver
betering te bespeuren. Ook begint het publiek meer mee te leven. Nu
kan men wel redeneren, dat de gelden spontaan door particulieren bij
eengebracht moeten worden, doch dat gaat niet. Het subsidie van de
gemeente is een belangrijke stimulans. Ook de bloemenoptocht in Zun-
dert, die klein begonnen is trekt honderdduizenden vreemdelingen, en
zelfs van ver over de grenzen. Zóver hoeft de Carnavalsviering het niet
te brengen, doch wel dient de stoet geleidelijk aan verbeterd te worden.
Ook Breda kan komen op het peil van Bergen op Zoom en Den Bosch,
doch dit kan niet onmiddellijk. Wanneer de B.C.V. met veel moeite de
bijdragen van particulieren verdubbelt, dan moet de gemeente van haar
kant ook haar best doen. Een sympathiesubsidie ad 2.000,is hier
zeker op zijn plaats. De heer Klompers wil spreker antwoorden, dat wij
september 1956 nog niet beleefd hebben.
Spreker heeft geen bezwaren tegen het verstrekken van het verhoogde
subsidie van jaar tot jaar om telkens te zien, wat de reactie is. Dit zou
de moeiten van de B.C.V. zeker stimuleren. In de carnavalsviering ligt
niet zoveel gevaar. Men moet dit niet te zwaar nemen. Spreker leest als
voorbeeld een stukje uit de Friese Courant, een christelijk nationaal
dagblad over de viering van de komst van de 100.000ste. Tenslotte zegt
spreker, dat hij, al is hij Brabander, toch niet zon volbloed carnavals
mens is, doch hij voelt de mentaliteit van de Bredanaars wel aan.
Wethouder STUBENROUCH zegt, dat, nu Wethouder Meijs over de
culturele kant van de carnavalsviering wat heeft gezegd, hij zal pogen
wat over de financiële kant te zeggen. Als Wethouder Meijs beweert
geen volbloed carnavalsmens te zijn, dan moet spreker bekennen, dat hij
dat wel is. Spreker onderstreept het positieve, dat door zijn collega naar
voren is gebracht. Het subsidie in andere gemeenten wordt steeds zonder
slag of stoot verleend. Hier ligt in verband met de samenstelling der
bevolking de zaak iets moeilijker. Als er nog geen traditie is, dan kan
deze toch wel worden gevestigd. Ook het scheppen van een traditie kan