11 JANUARI 1956 27 king waardevol zijn. Het subsidie dient daarom niet voor dit jaar alleen te worden verhoogd. De mensen, die bewezen hebben hun best te doen, moeten er op kunnen rekenen ook volgende jaren hetzelfde bedrag te Van krijgen, want dan alleen is het de organisatoren mogelijk de Carnavals- reni- viering te leiden in een nieuwe richting, die telken jare duidelijker blijkt. het Spreker gelooft, dat het het beste is om het voorstel van Burgemeester ocht en Wethouders te volgen, omdat de bevolking met name de optocht ïmer hoe langer hoe meer op prijs stelt. Deze komt elk jaar op hoger peil ver- waardoor een verhoging wel verantwoord voorkomt. Het subsidie ad 2.000,tegenover bijdragen van particulieren van 18.000,is toch al aan de geringe kant. Spreker zou de B.C.V. willen toevoegen „Heren Car- gij zijt op de goede weg, gaat zo voort", d te r en De VOORZITTER zegt, dat er nu twee voorstellen uit de Raad zijn. Een om het subsidie op 3.000,te brengen en een om het subsidie niet te verlenen. De vraag rijst nu welk voorstel het verst gaat. Hij doet ïaly- daarom een beroep op de voorstellers om gelet op de geleidelijke groei van de carnavalsviering en gelet op het voorkomen van moeilijkheden in volgende jaren hun voorstellen niet te handhaven en zich achter het voorstel van Burgemeester en Wethouders te scharen, hetgeen niet wil heer zeggen, dat de Raad er in_volgende jaren niet op terug kan komen. Als dat bijgedachte komt hier bij, dat wanneer de inkomsten uit particuliere king bron blijven stijgen, de clementie van de gemeente ook groter zal dienen ang. te zijn. een toch De heer KROON antwoordt, dat de Raad uit zijn vroegere betogen ver- weet, dat hij om principiële redenen bezwaar heeft tegen het subsidie. Nu Ten aanzien van de analyse van Wethouder Meijs meent hij te moeten bij- opmerken, dat hij weliswaar van boven de rivieren komt, doch ruim 30 i de jaren in Brabant woont. Hij voelt zich wel een met de Brabanders. Ten 5un- aanzien van de carnavalsviering moet hij echter een ander standpunt en innemen. Hij heeft het als protestant altijd gek gevonden, dat men, vlak niet voor dat men de lijdensweken ingaat, alle remmen nog eens los moet den. gooien. Van verschillende zijden in de Raad is betoogd, dat van excessen >sch, geen sprake is. Deze zijn er echter wel degelijk. Als oudere weet hij dat 3 de al te goed. Hij heeft veel te doen gehad met de problemen van de mo- haar derne jeugd en weet te veel af van de excessen van de jongelui en van hier het veelvuldig gebruik van sterke drank in die dagen. Daarom zal hij wij carnaval niet steunen. Het citaat uit het hem bekende Friese Dagblad over de lOO.OOOste onderschrijft hij volkomen. Men viert hier inderdaad >gde anders feest en wel met zuidelijke uitgelatenheid. Sprek.er weet de zon- zou nige humor best te waarderen. Hij wenst er nogmaals op te wijzen, dat ligt hij de zaak uit de principiële hoek beziet; daarom kan hij aan het voor- t als stel zijn stem niet geven. Zijn eigen voorstel wil spreker wel intrekken naai mits aangetekend wordt, dat zijn principiële bezwaren blijven bestaan, zegt /als- De heer KLOMPERS merkt op, dat 1.000,meer of 1.000, minder 2.000,verschilt. De carnavalsvereniging wenst een goede optocht, welke veel publiek zal trekken. Hij houdt daarom vast aan r de zijn voorstel om voor een jaar 3.000,te verstrekken en daarna de )gen zaak opnieuw te bekijken, eert t hij De heer SONDERMEIJER beroept zich op de motivering van Burge naar meester en Wethouders in het preadvies. Gezien de verdubbeling van ider de particuliere bijdragen moet het gemeentebestuur voor gaan en niet der alleen medegaan. Ook hij is voor een subsidie van 3.000, kan kan De heer WEZENBEEK vraagt, of, als dit voorstel van de heer Klom-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 27