14 NOVEMBER 1956
279
de leden die de bevoedheid van subsidiëring bij de Raad willen houden.
De brede samenstelling, waarvan in het voorstel sprake is, is verschil
lend op te vatten. Alle cultuur en cultureel besef komt voort uit geeste
lijk voedsel. Men moet oog hebben voor de offervaardigheid en de
geestelijke weerbaarheid van de burgerij. Daarom moet er een stevige
keur worden aangelegd bij het verlenen van subsidies. De Raad zal de
leden van de C.W.G. en niet alleen de voorzitter moeten benoemen. In
deze C.W.G dienen ook alle geestelijke stromingen te zijn vertegen
woordigd.
De heer TOXOPEUS zegt, dat hij, alvorens hij iets zegt over de
delegatie aan Burgemeester en Wethouders en de samenstelling van de
C.W.G., eerst graag het antwoord wenst te horen van de wethouder.
Spreker heeft met genoegen gelezen welke mogelijkheden het voorstel
biedt. Hij waardeert daarom deze zijde van het voorstel in tegenstelling
met de heer Kroon.
De heer VAN BOXTEL zegt, dat hij niet in herhaling wil treden,
doch om in de gelegenheid te zijn in de tweede ronde zo nodig iets te
zeggen, heeft hij thans het woord gevraagd.
De VOORZITTER merkt op, dat hij formeel volkomen het recht heeft
om sprekers, die in eerste ronde niets hebben gezegd, het woord in
tweede instantie te weigeren. Dit is vroeger ook wel gebeurd. In het
algemeen is het echter niet nodig aan deze bepaling uit het reglement
van orde streng de hand te houden. Wel wil hij er de nadruk op vesti
gen, dat iemand in tweede instantie niet iets moet gaan vertellen, hetgeen
hij in eerste instantie even goed had kunnen zeggen.
De heer COSIJN zegt, dat er machtiging gevraagd wordt voor
20.000,Gesteld, dat het bedrag in de loop van het jaar op raakt
en er komen nog culturele evenementen, welke eigenlijk gesubsidieerd
dienen te worden, kan er dan nog iets gebeuren?
Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat hij eerst enige losse
opmerkingen wil beantwoorden en daarna dieper wenst in te gaan op
de hoofdpunten.
De heer Nieuwlaat wijst in de richting van een cultureel ambtenaar
als verbindingsofficier tussen de culturele raad en het college van Bur
gemeester en Wethouders. Spreker wijst er op, dat zulk een ambtenaar
reeds aanwezig is.
Het spijt spreker, dat in het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders een onaangename drukfout staat „Wij zijn van mening, dat de Raad
deze zaak dient te accepteren" moet zijn „Wij zijn van mening, dat de
Raad deze taak dient te accepteren". Hij hoopt, dat de heer Vermeulen
deze correctie wenst te aanvaarden.
Het is niet juist, wanneer de heer Mendes uit de volgorde van de
punten van het cultureel beleid genoemd in het voorstel afleidt, dat de
schouwburg nummer 1 staat. De volgorde is zuiver toevallig. Een om
draaien van deze punten zou eerder juist zijn. Er zal te zijner tijd wel
een gebouw nodig zijn.
Het schouwburgprobleem leeft wel bij het college en de Raad mag
zeker verwachten, dat het College hem daarover tijdig zal voorlichten.
Spreker zou overigens niet met de heer Mendes willen spreken over
telepathie; hij acht het slechts geruststellend, dat de Raad en het College
over bepaalde beleidspunten hetzelfde denken.
De heren Kroon en Toxopeus hebben er op gewezen, dat spreker zo
hard van stapel loopt. Spreker wenst er op te wijzen, dat de voort-