14 NOVEMBER 1956 281 Desniettegenstaande zijn Burgemeester en Wethouders bereid de Raad op dit stuk volledig in te lichten. De opmerking van de heer Vermeulen dat het budgetrecht bij de Raad berust en dat de raadsleden precies moeten kunnen beoordelen waarvoor hij gelden beschikbaar stelt, moge principieel juist zijn, de Raad dient zich echter te beperken tot het trekken van de grote lijn, waarna Burgemeester en Wethouders de uit voering kunnen overnemen. In verband hiermede lijkt het juist, dat Burgemeester en Wethouders in de toekomst ook met de verdeling van het thans voorgedragen subsidie zijn belast. Zulks is ook geschied met de subsidiëring van de uitkoopverenigingen waarvoor de Raad 15.000,- beschikbaar heeft gesteld. Dit is ook in overeenstemming met hetgeen de commissie ad hoc over het subsidiebeleid destijds heeft geconclu deerd. De Culturele Werkgemeenschap zal Burgemeester en Wethouders in de toekomst adviseren over alle subsidies, of deze nu zijn begrepen in de gevraagde 20.000,dan wel afzonderlijk in hoofdstuk "VIII 16 zijn genoemd. De heer Cosijn vraagt zich af, hoe het zal moeten gaan als de 20.000,op zijn vóór het einde van het jaar. Het ligt in de bedoeling dat alle verenigingen e.d. welke van het subsidie willen profiteren, tijdig tevoren een begroting inzenden, zodat Burgemeester en Wethouders globaal weten waar zij aan toe zijn. Spreker is bereid om elke drie maan den verslag uit te brengen omtrent de activiteiten, mits Burgemeester en Wethouders het daarmede eens zijn. Een belangrijke vraag van de heer Vermeulen is, waarom voor de resterende anderhalve maand nu nog ongeveer 5.000,nodig is. Dit bedrag is geen slag in de lucht, maar het is gebaseerd op reële cijfers. De C.W.G. heeft sedert 1951 telkenjare 8275,gekregen. In enige van deze jaren is niet het gehele bedrag gebruikt, zodat het restant kon worden overgeheveld naar een volgend jaar. Nu echter is er niets meer beschikbaar, omdat de uitgaven van de laatste jaren zich telkens in stijgende lijn hebben bewogen. Burgemeester en Wethouders vragen nu een rond bedrag om nog enige activiteiten te subsidiëren. Spreker wenst zich voorlopig tot hetgeen hij thans gezegd heeft te beperken. De heer NIEUWLAAT zegt, dat hij geen bezwaar heeft tegen de delegatie, als Burgemeester en Wethouders de 20.000,in handen krijgen. Spreker vraagt zich nog wel af of de oude C.W.G. wel levens vatbaar is. Als de beslissing over een culturele Raad is gevallen zou spre ker liever een college van 9 of 11 leden hebben. De heer HULSKRAMER is van oordeel, dat de samenstelling van de C.W.G. door de Raad dient te geschieden. De heer VERMEULEN merkt op, dat het standpunt van de wethouder, dat de Raad alleen de grote lijnen dient te bepalen, onhoudbaar is. Dit zou er op neer komen, dat de Raad van de begrotingsbehandeling zou kunnen afzien en tegen Burgemeester en Wethouders zou kunnen zeg gen: „Hier zijn 25.000.000,Als ze besteed zijn, dan horen we het wel". Zo ligt de zaak echter niet. De Raad moet weten, wat hij doet en moet weten, waaraan deze gevraagde 20.000,worden besteed. Spre ker wenst eerst te delegeren als Burgemeester en Wethouders zeggen, wat zij van plan zijn. Naar zijn mening had de C.W.G. indien zij het subsidie van een bepaald jaar niet had uitgegeven dit in de gemeentekas moeten terugstorten. De Wethouder heeft gesteld, dat de Raad voor de amateurs hetzelfde kan doen als hij heeft gedaan t.a.v. de beroepskunste naars. Spreker wijst er op, dat het beschikbaarstellen van de 15.000, is geschied op verzoek van de wethouder. Bovendien is dit geen defini-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 281