14 NOVEMBER 1956 283 het standpunt van de heer Bastiaansen om de benoeming de eerste maal door de Raad te doen geschieden. De heer VAN BOXTEL is van oordeel, dat het goed zal zijn dit voor stel aan te houden. Spreker vreest er voor, dat het voor vele leden moeilijk zal zijn om thans tot klaarheid te komen. Voor een commissie ad hoe, als de heer Samson heeft voorgesteld voelt hij veel. Er hoeft immers nu niet een beslissing te vallen. Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat hij inderdaad verzuimd heeft antwoord te geven op de vraag van de heer Samson. Hij zal nu trachten de vragen van de diverse sprekers stuk voor stuk te beant woorden. De heer Nieuwlaat kan hij op diens vraag antwoorden, dat het de bedoeling is, dat Burgemeester en Wethouders en niet de C.W.G. over deze 20.000,beschikken. De heer Nieuwlaat heeft voorts ge zegd, dat bepaalde secties in het verleden niet veel hebben gedaan. Hiertegenover staat, dat b.v. de sectie toneel uitmuntend werk heeft verricht. Een culturele Raad van 911 mensen zou wel aanvaardbaar zijn, maar het ligt thans in de bedoeling om de mogelijkheid tot zelf werkzaamheid van de C.W.G. te bevorderen en aan haar samenstelling zo weinig mogelijk te tornen. Het is de vraag nog of dit hele vraagstuk in de toekomst niet anders moet worden aangepakt. Er is nu eenmaal hier geen wettelijke regeling. Veeleer kan men hier spreken van een evolutie. Spreker zegt voorts, dat men de delegatie in ieder geval moet zien als een onderdeel van de samenwerking van Raad en Burgemeester en Wethouders. Over deze kwestie zal spreker gaarne het woord laten aan de Voorzitter. Bij het Centraal Rapport b.v. worden over allerlei zaken vragen gesteld. Het is echter bijzonder moeilijk en in verband met de tijd die dit vergt vaak zelfs onmogelijk om voor alle kleine zaken, zoals deze kleine subsidieposten, bij de Raad te komen. Er is bij de C.W.G. geen sprake geweest van vorming van reserve. Bovendien is de C.W.G. een rechtspersoon, waardoor terugvordering wel moeilijk zou zijn geweest. Door de heer Vermeulen is er het toneel subsidie van 15.000,als het ware met de haren bijgesleept. Dat er uitsluitend op fluistertoon in de Raad over mocht worden gesproken is onjuist. Zijn fractiegenoot Mendes is er herhaaldelijk op teruggekomen. Er is een rapport overgelegd, waarop de verdeling precies was aangegeven. Wat de overbrugging van de uitgaven der C.W.G. betreft, is spreker bereid de heer Vermeulen alle inlichtingen te geven, welke hij wenst. Er is door de C.W.G. niet meer uitgegeven, dan haar subsidie bedraagt. Ook heeft de C.W.G. niet meer gekregen. Ware dat zo, dan zouden Burgemeester en Wethouders hoofdelijk aansprakelijk zijn. Er liggen echter nog enige verzoeken om subsidie bij de C.W.G., die gehonoreerd zouden moeten worden. Voor de taak van de C.W.G. zou spreker de heer Mendes willen ver wijzen naar het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De culturele Werkgemeenschap behoeft vooralsnog niet te adviseren over de punten 1 t/m 4 in het begin van het voorstel genoemd. Op de vraag van de heer Samson antwoordt spreker dat er drie mo gelijkheden zijn: 1. de Raad besluit tot instelling van een Culturele Raad en schuift daar mede de Culturele Werkgemeenschap ter zijde: dan zijn er geen moeilijkheden, omdat de Culturele Werkgemeenschap in de sfeer van het cultureel beleid van de gemeente geen taak meer heeft; 2. als de Raad de Culturele Werkgemeenschap handhaaft dan is het mogelijk:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 283