284 14 NOVEMBER 1956 a. dat de algemeen voorzitter door de Raad wordt benoemd, terwijl het overige bestuur door coöptatie wordt vernieuwd en aangevuld; b. dat niet alleen de algemeen voorzitter, doch het hele bestuur van de Culturele werkgemeenschap door de Raad wordt benoemd. In deze beide laatste gevallen is statutenwijziging nodig. De Culturele Werkgemeenschap zou bereid dienen te worden gevonden haar statuten in de door de Raad gewenste zin aan te passen, hetgeen zij voor wat betreft de benoeming van de algemeen voorzitter reeds bereid is te doen. Al is de Culturele Werkgemeenschap rechtspersoon: zij zal het besluit van de Raad dienen te eerbiedigen, omdat zij financieel van de Raad afhankelijk is. Het is niet mogelijk om het subsidie in een totaalpost onder te bren gen. Bepaalde posten dienen nominatim in de begroting te blijven ver noemd; andere posten zullen schuil gaan onder het thans gevraagde subsidie voor algemene culturele doeleinden. Als de C.W.G., zoals de heer Van Bijnen stelt zich zelf coöpteert, dan zal het voor de Raad moeilijker zijn in te grijpen; indien het bestuur van de C.W.G. benoemd zou worden door de Raad, zou het minder moeilijk zijn op een eerder gedane benoeming terug te komen. Spreker blijft evenwel de voorkeur geven aan coöptatie. De aangehaalde punten zijn dus terug te brengen tot deze drie: a. de delegatie b. de samenstelling c. de hoogte van het krediet aan de C.W.G. De Raad zal zich nu hierover moeten uitspreken. De zaak ligt er al jaren. Een commissie ad hoc is niet op haar plaats. Men kan deze zaak niet in een eng keurslijf persen, daarvoor is zij teveel aan evolutie onderhevig. De VOORZITTER zegt, dat de belangrijkheid van het debat de voort zetting van de discussie wettigt. De grondslag is de moeilijke bestuurs taak in een grote gemeente. In een kleine gemeente kan de Raad dit alles overzien. De Raad kent de verenigingen zelf en heeft bovendien volop tijd. Naarmate de gemeente groter wordt, gaat alles moeilijker. Om deze zaak te bestuderen is de commissie de Quay ingesteld, welke tot taak had de bestuursvorm der grote gemeenten te onderzoeken. Onder grote gemeenten worden dan verstaan de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners. Het rapport van deze commissie stelt, dat het in deze gemeenten de burgerij in voldoende mate moet betrekken bij het be stuur. Bij de onderhavige kwestie is slechts van een klein stukje bestuur sprake. Het gaat slechts om een bedrag van f 20.000,op een begroting van 25.000.000,—. De Commissie de Quay zegt, dat wijziging van grondwet en gemeente wet nodig is om benoeming van bepaalde bijzondere raden met speciale besturende bevoegdheden mogelijk te maken. In deze raden zullen raadsleden en niet-raadsleden zitting kunnen hebben. Hierbij komt echter het gevaar, dat door instelling van deze raden het particulier initiatief in het gedrang komt. Tegen deze achtergrond moet men het voorstel van Burgemeester en Wethouders zien. Daar de C.W.G. een rechtspersoon is heeft zij de mogelijkheid tot reservering. Daarom kon de C.W.G. in een bepaald jaar meer uitgeven, dan haar subsidie bedroeg. In 1956 moet zij echter nog meer uitgaven doen. Daarom wordt nu een verhoging van het subsidie gevraagd. Met het onderhavige voorstel willen Burgemeester en Wethouders vooruit lopen op de nieuwe ontwikkeling. De C.W.G. nieuwe stijl wordt dan een adviescollege van Burgemeester en Wethouders. Burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 284