306 12 DECEMBER 1956 verschillen of het Brabants Orkest in de D, C of B-klasse moet worden geklassificeerd. Spreker is van oordeel, dat het Brabants Orkest, dat mu zikale cultuurspreiding in het gehele gewest moet verzorgen met speciale moeilijkheden waaronder het rouleren van de orkestleden en het sa menstellen van het repertoire heeft te kampen. Hij kan daarom be grijpen, dat het bestuur van het Brabants Orkest meent te moeten afwij ken van het rapport van de Commissie Witteman en dat uiteindelijk een uitbreiding tot 80 leden haar gewenst voorkomt. De Vrienden van het Brabants Orkest hebben zich reeds grote financiële offers moeten ge troosten om de sterkte van 56 op 72 man te krijgen. De rijksoverheid gaat dus nu akkoord met een uitbreiding tot 72 man. Burgemeester en Wethouders kunnen er vrede mee hebben indien het bestuur tot 80 leden wil uitbreiden en spreker wijst in verband hiermede evenals de heer Bastiaansen op de slotalinea van het voorstel. Spreker meent dat de begroting reëel is. De ideële motieven zijn ook de motieven van Bugemeester en Wethouders. Hij stelt de Raad voor met de begro ting akkoord te gaan. Op de vraag hoe deze verhoging van de uitgaven zich verhouden tot andere uitgaven in het culturele vlak wil spreker antwoorden, dat Bur gemeester en Wethouders de Raad dankbaar zijn voor de kredieten die beschikbaar worden gesteld om tot een culturele verheffing van onze stad en ons gewest te geraken. Doch over het algemeen financieel-cultu- reel beleid, met name voor wat betreft de andere sectoren van gemeen telijke activiteiten zal beter bij de behandeling van de begroting voor 1957 kunnen worden gesproken. De gemeente Eindhoven heeft reeds een besluit tot verhoging van het subsidie genomen. De raden van de gemeenten Tilburg en 's-Hertogen- bosch hebben nog niet vergaderd. Op de vraag van de heer van Bijnen of de kleinere gemeenten niet meer kunnen bijdragen, antwoordt spreker dat het orkest contractueel gebonden is in de subsidiërende gemeenten 5 concerten per seizoen te geven. In de provincie wordt na verhouding per gemeente minder ge concerteerd. Het is spreker bekend, dat er kleinere gemeenten zijn, die een bijdrage verlenen, doch dit kan men niet uit de begroting lezen, omdat deze bijdragen verdwijnen in de post „Bijdragen van de Vrienden van het Brabants Orkest". De heer VERMEULEN moet het van het hart, dat hij weinig waar dering heeft voor het betoog van de wethouder, die de leden van de Raad heeft gesplitst in 2 categorieën n.l. een patij die zonder meer „vrienden van het orkest zijn" en een partij die met de mond zich vrien den van het orkest noemen, doch nimmer een bijdrage hebben gestort. Op het betoog van de heer Bastiaansen wil hij vrij kort zijn. Het is reeds meerdere malen gebleken, dat de heer Bastiaansen sluitende be togen opzet op niet sluitende bewijzen. Door genoemd lid werd de slot alinea van het voorstel geciteerd als bewijs voor zijn betoog. Spreker zegt, dat in de laatste zinsnede staat: Wat betreft de wenselijkheid van mogelijke toekomstige verhogingen van zelfs dit subsidie menen wij het Brabants Orkest te mogen houden aan hetgeen het tot uitdrukking brengt in zijn verzoekschrift. Hij lean zich voorstellen, dat op deze gronden als jurist te bewijzen is, dat hierop een sluitend betoog is op te zetten. Persoonlijk is hij de tegenovergestelde mening toegedaan. Uit het voorstel is ook te lezen, dat de offers van de Vrienden van het Brabants Orkest 60.000,hebben bedragen. Gaarne zou spreker weten hoe dit bedrag is samengesteld. Het zou kunnen blijken, dat naast de particulieren ook de kleinere gemeenten hun bijdragen hebben geleverd. Bovendien zou het bedrag dat de particulieren hebben bijgedragen hem interesseren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 306