318 12 DECEMBER 1956 met andere voorschriften van hogerhand, met name met de richtlijnen zoals die zijn vastgesteld in de elektriciteitsnota? Met genoegen hebben wij Uw antwoord mogen lezen dat naast de bestaande gezinsreductieregeling voor gas en elektriciteit binnenkort een voorstel Uwerzijds is te verwachten betreffende een zodanige regeling voor het gebruik van water. Uw mening dat het in het belang van de volksgezondheid is, dat waterinstallaties worden uitgebreid ook daar waar een zeer gering verbruik bestaat, kunnen wij delen. Terugkerend van opmerkingen en vragen betreffende enkele details, zou ik thans Uw aandacht willen vragen voor het nog steeds zo be langrijke vraagstuk der volkshuisvesting en woningbouw. Volgens de laatst bekende cijfers staan er op het woningnoodbureau ingeschreven 3030 personen. Van deze woningzoekenden zouden volgens gepubliceerde gegevens er ongeveer 2650 kandidaat zijn voor een wo ningwetwoning, ofwel ongeveer 87<Vo van het totaal woningzoekenden. Men mag toch wel stellen dat dus een zeer belangrijk deel der woning zoekenden behoort tot de arbeiders. Het woeingbouwprobleem in onze stad krijgt daarmede toch wel sterk het karakter van een vraagstuk betreffende de huisvesting van arbeidersgezinnen. Zien wij nu naar de cijfers van de in dit jaar gereedgekomen en in bouw zijnde woningen, dan konstateren wij dat de verhouding tussen woningwetwoningen (dit zijn toch goedkopere woningen) en premiewoningen (dit zijn toch de duurdere woningen) zeer ten ongunste der volkswoningen (woningwet woningen) uitvalt. Immers tegenover 114 gereedgekomen woningwet woningen staan 479 premiewoningen en tegenover 442 in aanbouw zijnde woningwetwoningen staan 636 premiewoningen. Meer dan tot heden heeft plaats gehad zal dus de bouw van woning wetwoningen moeten worden bevorderd. Wij zullen gaarne van Uw College de toezegging vernemen dat de bouw van deze woningen door de gemeente nog meer dan voorheen ter hand zal worden genomen en daarbij willen wij dan ook een beroep doen op de Woningbouwvereni gingen. Voor zover deze verenigingen niet zouden beschikken over de outillage of samenstelling adequaat aan een verzwaarde taak, dan zullen zij zich deze outillage of samenstelling moeten eigen maken in het be lang van de volkshuisvesting, welke toch hun eerste en enige taak is. Wat nu de aard der woningwetwoningen betreft zijn wij van oordeel, dat meer dan tot nu toe overgegaan moet worden tot de bouw van eengezinswoningen en minder tot de bouw van flatwoningen. Voor een gezonde ontwikkeling van een gezin is de eengezinswoning meer be vorderlijk dan het op elkaar gepakt zitten in flatwoningen. Zeker geldt dit voor de volkswoningen. Wij zouden dan ook gaarne van U de toe zegging verkrijgen dat U aan deze zo juist vermelde wensen tegemoet zult komen. De bevordering van het eigen woningbezit, die in onze gemeente dank zij de hypotheekregeling een zekere voortgang heeft, zou misschien een belangrijke stimulans kunnen krijgen door de instelling van een huur koopregeling, welke door sommige gemeenten reeds wordt gevolgd en welke naar het schijnt zeer gunstig wordt beoordeeld. Daarnaast schijnt de mogelijkheid te bestaan, dat bestaande woning wetwoningen aan de bewoners onder zekere voorwaarden kunnen worden verkocht door de gemeente. Althans in het nummer van het weekblad Bouw van 22 september j.l. staat vermeld, dat de gemeente Waarde- Rietveld nabij Woerden van de Minister toestemming heeft verkregen tot een dergelijke verkoop. Ditmaal dus vanuit Waarde de victorie. Biedt dit precedent ook mogelijkheden voor deze gemeente, Mijnheer de Voorzitter? Een groep van de bevolking dreigt bij dit alles nog vergeten te worden, dat zijn de agrariërs daaronder begrepen de tuinders die hun be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 318